§7.3 Zwaartekracht

§7.3 Zwaartekracht
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§7.3 Zwaartekracht

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  •  Leerdoelen behandelen §7.3
  • Nieuwe aantekeningen
  •  Quiz
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
Je leert: 
  • hoe de aantrekkingskracht van de aarde op een voorwerp werkt.

Aan het einde van de les kun je: 
  • de waarde van g in Nederland benoemen
  • met de formule de zwaartekracht op een voorwerp berekenen
  • uitleggen hoe je het zwaartepunt bepaalt 

Slide 3 - Tekstslide

Zwaartekracht
De aarde trekt aan alle voorwerpen.
Je meet dit met de massa.
Massa wordt uitgedrukt in kilogram.

De zwaartekracht wordt uitgedrukt in Newton (N)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe bereken je de zwaartekracht

Zwaartekracht = Fz
Fz= massa x 9,81
dus als iets 25 kg weegt op aarde, dan is de zwaartekracht:
25 x 9,81 = 245,25 N

Slide 5 - Tekstslide

voorbeeld 
Wat is de zwaartekracht op een voorwerp van 250 gram?
gegeven: 250 gram = 0,25 kg (want je moet met kg berekenen)
gevraagd: wat is de zwaartekracht
formule: Fz= massa in kg x 9,81
berekening: Fz= 0,25 x 9,81 = 2,45
antwoord : 2,45 N

Slide 6 - Tekstslide

Zwaartepunt
Het zwaartepunt is het aangrijpingspunt van de zwaartekracht.

Bij regelmatige vormen is dit het midden.
Bij onregelmatige vormen is het lastiger te bepalen

Slide 7 - Tekstslide

Zwaartepunt bepalen
Als je een voorwerp ophangt, draait het net zolang totdat het zwaartepunt onder het ophangpunt zit

Slide 8 - Tekstslide

Wat is zwaartekracht?
A
De aantrekkingskracht; vergelijkbaar met een magneet
B
De eenheid is F
C
Gravitatiekracht van de aarde
D
De aantrekkingskracht van een massa op een andere, kleinere massa

Slide 9 - Quizvraag

Zwaartekracht werkt altijd
A
naar boven
B
naar links
C
naar beneden
D
naar rechts

Slide 10 - Quizvraag

wat is de eenheid van zwaartekracht?
A
Massa (m)
B
Newton (N)
C
kilogram (Kg)
D
Power (P)

Slide 11 - Quizvraag

Het symbool voor zwaartekracht is
A
F
B
Fz
C
Fg
D
Fs

Slide 12 - Quizvraag

Waar zit het aangrijpingspunt van de zwaartekracht en wat is de richting van de zwaartekracht.
A
aangrijpingspunt is in het midden, de richting omlaag
B
aangrijpingspunt is in het midden, de richting omhoog
C
aangrijpingspunt is op de plek waar je de grond raakt, de richting omlaag
D
aangrijpingspunt is op de plek waar je de grond raakt, de richting omhoog

Slide 13 - Quizvraag

Waar is het aangrijpingspunt van zijn zwaartekracht?
A
zwaartepunt = bij zijn voeten
B
zwaartepunt = bij zijn wijsvinger
C
zwaartepunt = zijn hoofd
D
zwaartepunt = rond de navel

Slide 14 - Quizvraag


 Bereken de zwaartekracht op een pen met een massa van 15,3 gram.
A
15,3 x 9,81 = 150,1 N
B
0,153 x 9,81 = 1,50 N
C
153 x 9,81 = 1500,9 N
D
0,0153 x 9,81 = 0,15 N

Slide 15 - Quizvraag


 Bereken de zwaartekracht op een pak melk met een massa van 1 kg.
A
1000 x 9,81 = 9810 N
B
100 x 9,81 = 981 N
C
1 x 9,81 = 9,81 N
D
10 x 9,81 = 98,1 N

Slide 16 - Quizvraag


 Bereken de massa van een auto met een zwaartekracht van 19315 N.
A
19315 / 9,81 = 1969 kg
B
1,9315 / 9,81 = 0,197 kg
C
19315 * 9,81 =189480 kg
D
1,9315 * 9,81 = 18,95 kg

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag
Maken §7.3 opgave 32 tot en met 35 + 37

Slide 18 - Tekstslide