Inventions 2BK oefentoets

Unit 4 

Inventions
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Unit 4 

Inventions

Slide 1 - Tekstslide

1. Match the words to their definitions
until
various
invention
melt
copy
required
pocket
clear
company
suggest
verplicht
zak
verschillende
smelten
voorstellen

totdat
duidelijk
uitvinding
bedrijf
namaken

Slide 2 - Sleepvraag

Bezit 's / '

Enkelvoud => 's (Peter's bike, James's car)

Meervoud niet eindigend op s => 's (children's toys)
Meervoud wel eindigend op s => ' (parents' house)


Slide 3 - Tekstslide

De vriend van mijn broer
A
The friend of my brother
B
my brothers friend
C
my brother's friend
D
my brothers' friend

Slide 4 - Quizvraag

De auto van mijn ouders
A
the car of my parents
B
my parent's car
C
my parents's car
D
my parents' car

Slide 5 - Quizvraag

Het boek van James
A
the book of James
B
James' book
C
James's book
D
Jame's book

Slide 6 - Quizvraag

Question words


what, who, how, where, why, when which

Slide 7 - Tekstslide

  • what - wat?
  • who - wie?
  • where - waar?
  • when - wanneer?
  • how - hoe?
  • why - waarom?
  • which - welke?

which bij keuze uit 2/3 dingen.

Slide 8 - Tekstslide

.... are you? (wie ben je?)
A
what
B
why
C
who
D
how

Slide 9 - Quizvraag

.... is the toilet?
A
why
B
when
C
how
D
where

Slide 10 - Quizvraag

... colour do you like? Blue or red?
A
what
B
why
C
when
D
which

Slide 11 - Quizvraag

Present continuous

        
am/are/is  + werkwoord +ing

Als iets op dit moment aan de gang is.




I am talking
He is walking
We are dancing

Slide 12 - Tekstslide

My sister .............bracelets at the moment (make).

Slide 13 - Open vraag

I ..........guitar right now. (play)

Slide 14 - Open vraag

Listen, the birds ........... (sing)

Slide 15 - Open vraag

Aanwijzende voornaamwoorden
this - that - these - those

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

die mensen= .........people
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 18 - Quizvraag

deze tafel = ......... table
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 19 - Quizvraag

dat huis = ........ house
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 20 - Quizvraag

(dichtbij) ____ dress
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 21 - Quizvraag