week 24 en 25 klas 2b

programma week 25/1
  1. aanwezigheid /   stamgroepen 
  2.   fictie opdracht : duidelijk ?    boek lezen , vragen bekijken , toets  over  boek Selfie   : volgende week woensdag/  bij de toets toetsweek 
  3. herkansing eindtest Taal : donderdag : eerste uur  
  4.  bijwoordelijke bepaling                                                                          ===========================================================
vandaag 
  taalverzorging ; vervolg bijwoordelijke bepaling   
  • aan het werk  ; opdrachten  online  maken /lezen                                           




         
  

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

programma week 25/1
  1. aanwezigheid /   stamgroepen 
  2.   fictie opdracht : duidelijk ?    boek lezen , vragen bekijken , toets  over  boek Selfie   : volgende week woensdag/  bij de toets toetsweek 
  3. herkansing eindtest Taal : donderdag : eerste uur  
  4.  bijwoordelijke bepaling                                                                          ===========================================================
vandaag 
  taalverzorging ; vervolg bijwoordelijke bepaling   
  • aan het werk  ; opdrachten  online  maken /lezen                                           




         
  

Slide 1 - Tekstslide

Taalverzorging :  Grammatica 
Welke zinsdelen hebben we tot nu toe allemaal gehad/geleerd? 
  1. pv
  2. wg
  3. ow
  4. lv                                                        
  5. mw
  6.  bijwoordelijke bepaling 

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)

Slide 3 - Tekstslide

Alle kinderen hebben het boek gelezen
De persoonsvorm is:
A
alle kinderen
B
hebben
C
het boek
D
gelezen.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik heb het boek helemaal gelezen.
A
het eerste werkwoord van een zin, dus : heb
B
alle werkwoorden samen in een zin: dus heb begrepen
C
het laatste werkwoord van een zin: dus begrepen .

Slide 5 - Quizvraag

Het onderwerp is :
Ik heb het boek al gelezen.
A
Ik
B
heb gelezen
C
het boek
D
gelezen

Slide 6 - Quizvraag

Ik wil altijd een boek lezen?
lijdend voorwerp =
A
ik
B
een boek

Slide 7 - Quizvraag

Ik wil vandaag een boek aan jou voorlezen?
meewerkend voorwerp =
A
ik
B
een boek
C
aan jou

Slide 8 - Quizvraag

Een bijwoordelijke bepaling
  • Belangrijkste zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 

  • Wat overblijft is meestal de bijwoordelijke bepaling (bwb). 

  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waar, waarmee, hoe, hoeveel, hoe, waarom, waarheen, waardoor,

Slide 9 - Tekstslide

Ik wil vandaag een boek aan jou voorlezen?
bijwoordelijke bepaling =
A
ik
B
een boek
C
aan jou
D
vandaag

Slide 10 - Quizvraag

Zelfstandig aan het werk  
Wat
afmaken NN online taakwerk week 24/start weektaak 25  
Hoe
stil / geluidsniveau 1
Hulp
bij vragen
Tijd
Tot einde les 
uitkomst
oefenen /extra trainen bij onvoldoende scores op de  onderdelen 
Klaar
schrijfopdracht 

Slide 11 - Tekstslide

Hij fietste naar het sportveld.
De bijwoordelijke bepaling is:

Slide 12 - Open vraag

Zelfstandig aan het werk   
Wat
opdrachten  woordenschat , weektaak  24/25   
Hoe
stil / geluidsniveau 1
Hulp
bij vragen 
Tijd
Tot einde les 
uitkomst
Nakijken 
wat als ik klaar ben 
opdrachten week 24 / lezen in Selfie , bekijk  ook  de verwerkingsopdrachten

Slide 13 - Tekstslide

programma week 25/2
  1. aanwezigheid /   stamgroepen 
  2.   herkansing eindtest Taal : donderdag : eerste uur  
  3.  bijwoordelijke bepaling                                                                          ===========================================================
vandaag 
  taalverzorging ;  taalverzorging 
  • aan het werk  ; opdrachten  online  maken /lezen                                           




         
  

Slide 14 - Tekstslide

  • Voetbalbond betaalt mannen nu meer  als/dan  aan de vrouwen. 
  • Voetbalbond gaat Oranjevrouwen net zoveel betalen dan/als   de mannen

Slide 15 - Tekstslide

Doel van de les
Je weet wat de trappen van vergelijking zijn 


Slide 16 - Tekstslide

De trappen van vergelijking 

Er zijn drie trappen: de 
stellende trap, 
vergrotende trap 
overtreffende trap. 

Meestal  in de vergrotende trap -er achter het woord 
en in de overtreffende trap -st achter het woord. 
Soms verandert het woord helemaal.

Slide 17 - Tekstslide

Stellende trap
dik
klein
lief
leuk
aardig
mooi
duur
veel

Slide 18 - Tekstslide

Welke 'trappen van vergelijking' zijn goed?
A
mooi - meer mooi - mooist
B
mooi - mooier - mooist
C
mooi - lelijker - lelijkst
D
mooi - minder mooi - lelijk

Slide 19 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 20 - Quizvraag

Trappen van vergelijking:
vreemd - vreemder - .............
A
vreemdst
B
vreemst
C
meest vreemd

Slide 21 - Quizvraag

Instructie




Bij een stellende trap: ALS
Bij vergrotende trap: DAN

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

programma week 25/3
  1. aanwezigheid /   stamgroepen 
  2.   herkansing eindtest Taal : donderdag : eerste /zesde uur  
  3.  trappen van vergelijking                                                          ===========================================================
vandaag 
  taalverzorging ;  taalverzorging afmaken 
  • aan het werk  ; opdrachten  online  maken /lezen                                           




         
  

Slide 25 - Tekstslide

Toepassen
Dik
nat
mager
Goed
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

de regels zijn :

Bij een stellende trap: ALS


Bij vergrotende trap: DAN

Slide 28 - Tekstslide

Na als/ dan : welk  
persoonlijk voornaamwoord ?  

dan ik  ben
dan jij bent
dan hij is
dan zij zijn
dan wij zijn
dan jullie zijn
dan zij  zijn
      zin   Langer maken)
pauw , pauw , ik ben mooier dan .........

Slide 29 - Tekstslide

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel als .....
A
hem
B
hij

Slide 30 - Quizvraag

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 31 - Quizvraag

Shirley beweert dat hij niet half zo groot is als
A
haar
B
zij

Slide 32 - Quizvraag

deze leerlingen werken beter dan ..
A
zij
B
hun

Slide 33 - Quizvraag

Zelfstandig aan het werk   
Wat
opdrachten   weektaak  24/25/26   
Hoe
stil / geluidsniveau 1
Hulp
bij vragen 
Tijd
Tot einde les 
uitkomst
Nakijken 
wat als ik klaar ben 
opdrachten week 24 / lezen in Selfie , bekijk  ook  de verwerkingsopdrachten

Slide 34 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 35 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend
voorwerp
meewerkend
voorwerp
bijwoordelijke
bepaling
Ze
heeft
 dit jaar
een mooi cadeau 
voor haar vader
gemaakt.

Slide 36 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 37 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De auto van mijn vader
is
afgelopen zomer
helaas
niet
goedgekeurd.

Slide 38 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Morgen
gaat
het kleine meisje
bij haar oma
logeren.

Slide 39 - Sleepvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto

Slide 40 - Quizvraag

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen die beginnen met:
A
wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarheen, waarom, waardoor, waarmee
B
wie, wat, welke

Slide 41 - Quizvraag

week 24 
week 25 
week 26 toetsweek 
H5  par. woordenschat = vandaag af 
H5 : par. formuleren 
        par. spelling 
donderdag   28/06 
uitleg en opdrachten H5 Par. Grammatica bijwoordelijke bepaling
woensdag toets fictie over Selfie 
  
opdrachten weektaak 24/25  af
donderdag : Eindtest Taal Begrijpend Lezen 
vragen over en bij de theorie van H5  de paragrafen Lezen, Woordenschat  Taalverzorging , Formuleren  en Spelling 

Slide 42 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
A
keukenweegschaal
B
cadeau
C
schooltje
D
voorbeeld

Slide 43 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
huiswerkmap

Slide 44 - Quizvraag

Taalverzorging :   de bwb =   de bijwoordelijke bepaling 
Ik rijd  
  • naarFrankrijk  (waarheen)
  • deze zomer     (wanneer)
  • met de auto    (hoe)
  • 2 weken            (hoelang)
  • met mijn familie  (met wie)
  • in de vakantie   (wanneer)
Ik rijd / .........
ow/ pv= wg/
geeft in een zin de informatie over: 
waarheen, wanneer, hoe, hoelang, met wie, wanneer ? 

Slide 45 - Tekstslide

Filmpje!!

Slide 46 - Tekstslide

Waarom?
Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.
Wanneer?
De training begint om vijf uur.
Hoelang?
De verlenging zal een half uur duren.
Waarheen?
Wij gaan naar Frankrijk dit jaar.
Waarvandaan?
De meeste druiven komen uit Frankrijk.
Hoe?
De stratenmaker heeft zijn hele leven hard gewerkt.
Waarmee?
Waarom?    
Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.               bwb = 

Wanneer?
De training begint om vijf uur.                                          bwb = 

Hoelang?
De verlenging zal een half uur duren.                               bwb = 

Waarheen?
Wij gaan naar Frankrijk dit jaar.                                        bwb =  

Waarvandaan?
De meeste druiven komen uit Frankrijk.                            bwb=



Slide 47 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk   
Wat
opdrachten  woordenschat , weektaak  23   
Hoe
stil / geluidsniveau 1
Hulp
bijvragen 
Tijd
Tot einde les 
uitkomst
Nakijken 
wat als ik klaar ben 
opdrachten week 24 / lezen in Selfie , bekijk  ook  de verwerkingsopdrachten

Slide 48 - Tekstslide

Corné, 
Luca
Carien
Matthijs
 Ilse  Stoker 
Rowen 
Lizanna 

Slide 49 - Tekstslide

H5 woordenschat : samenstellingen 
groepsreductie 

kraanwater = waterkraan 
soepgroente =  groentesoep 

Slide 50 - Tekstslide

uitlegvideo 

Slide 51 - Tekstslide

voorlezen Selfie : blz. 
voor de vakantie 
kerstvakantie 
na de kerstvakantie 

Slide 52 - Tekstslide