infectie

Quiz over infecties
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz over infecties

Slide 1 - Tekstslide

Quiz
De komende tien vragen gaan over infecties. 
  • Voor elke vraag heb je 45 seconden om deze te beantwoorden.
  • Er is altijd maar een antwoord goed.

Slide 2 - Tekstslide

micro-organismen kunnen het lichaam binnenkomen via:
A
De intacte huid
B
een port d'entrée
C
intact slijmvlies

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Bij welk type microbe komt de vorm (rond, staafvormig, langwerpig, spiraalvormig etc.) terug in de omschrijving?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Virussen
D
Protozoën

Slide 6 - Quizvraag

Vormen van Bacteriën
Vormen van een virus

Slide 7 - Tekstslide

Vormen Bacteriën
Bacteriën kunnen verschillende vormen hebben en worden meestal op die manier onderscheiden: kokken (rondjes), staven (staafjes of bacillen), vibrionen (komma vorm) spirillen (bochtige staafjes, spiraaltjes) en Actinomyceten (draadvormig). Niet alle bacteriën zijn slecht, enkele zijn zelfs heel erg nuttig en helpen ons juist met voedsel vertering en sommige beschermen ons zelfs tegen ziekte.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe heet de slijmlaag die bacteriën vormen, waardoor ze minder gevoelig worden voor effectieve behandelingen?
A
Glycocalx
B
biofilm
C
celwand
D
mucosa

Slide 9 - Quizvraag

Welk micro-organisme heeft altijd levende cellen nodig om zich te vermenigvuldigen?
A
Bacterie
B
Schimmel
C
Protozo
D
Virus

Slide 10 - Quizvraag

een Virus
Virussen zijn kleine organismen. Zo klein, dat je ze met een gewone microscoop niet kunt zien. Op zichzelf kan een virus niets. Eigenlijk is een virusdeeltje niet meer dan een stukje genetisch materiaal (DNAdeoxyribonucleic acid of RNAribonucleic acid) dat is ingepakt in een laagje eiwitten.

Slide 11 - Tekstslide

Zo werkt een virus
Om te kunnen (blijven) bestaan, heeft een virus gastcellen van bijvoorbeeld een mens nodig. Het virus dringt dan door in de gezonde cellen en gaat zich daar vervolgens vermeerderen. Razendsnel maakt de cel een grote hoeveelheid virusdeeltjes. De nieuwe virusdeeltjes die vrijkomen besmetten op hun beurt weer nieuwe cellen. Zo word je als drager van het virus ziek.
Zodra je immuunsysteem deze viruscellen ontdekt, gaat het aan het werk om onder andere antistoffen aan te maken. Die proberen het virus kapot te maken. Die antistoffen blijven nog een tijd in het lichaam, ook als je inmiddels genezen bent. Aan de hand van die antistoffen kun je zien of je besmet bent geweest

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van de vier verschijnselen van een ontsteking?
A
Warmte - pijn, roodheid - zwelling
B
zwelling - pijn - warmte - roodheid
C
roodheid - warmte -zwelling - pijn
D
pijn - warmte - zwelling - roodheid

Slide 13 - Quizvraag

In welke situatie moet je volgens de algemene voorzorgsmaatregelen handschoenen dragen?
A
Bij het hanteren van gebruikt, niet gedesinfecteerd instrumentarium
B
Als er kans is op overdracht van microben via je handen
C
bij mogelijk contact met lichaamsvochten, slijmvliezen en/of niet-intacte huid
D
bij alle genoemde gevallen

Slide 14 - Quizvraag

Bij aanwezigheid van een 'vreemd voorwerp' (katheter, infuus etc.) is weefsel ..... keer gevoeliger voor het ontstaan van een infectie.
A
5
B
50
C
500
D
5000

Slide 15 - Quizvraag

Een postoperatieve wondinfectie (POWI) kan leiden tot een langere opnameduur, verhoging van kosten en risico op verdere complicaties
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij een diepe POWI kunnen verschijnselen aan de oppervlakte ontbreken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wondinfectie continuüm
Het wondinfectie continuüm verloopt van minder ernstig naar ernstig langs de stappen:
contaminatie > kolonisatie > lokale infectie > uitbreidende infectie > systemische infectie.  

In de laatste stadium  de patiënt een sepsis ontwikkelen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn typische symptomen van een sepsis?
A
Tachypneu, hypotensie, tachycardie, hypothermie en verwardheid
B
bradypneu, hypotensie, bradycardie, hypothermie en verwardheid
C
bradypneu, hypertensie, bradycardie, hyperthermie en verwardheid
D
Tachypneu, hypotensie, tachycardie, hyperthermie en verwardheid

Slide 19 - Quizvraag

Bedankt voor het maken van de Quiz over infecties!

Slide 20 - Tekstslide