21.2 Niet specifieke afweer 6V 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
21.2 Niet-specifieke afweer
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
21.2 Niet-specifieke afweer

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Doornemen planner periode 3 + leerstof SE3
- Uitleg 21.2 Niet-specifieke afweer (21.1 zelfstandig)
- Opdrachten maken


Slide 2 - Tekstslide

Doel 21.2
Je leert welk type ziekteverwekkers er zijn
Je leert hoe je lichaam zich verweert tegen ziekteverwekkers
Je leert hoe je lichaam onderscheid maakt tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd

Slide 3 - Tekstslide

Soorten ziekteverwekkers
Bacteriën
(Eencellige) eukaryoten 
Virussen

Parasieten: kunnen alleen overleven in een gastheer, kunnen virussen, bacteriën en eukaryoten zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Bacteriën
Nuttig/ niet schadelijk/ schadelijk
Aeroob/ anaeroob
Heterotroof/ autotroof
Bolletjes/ staafjes/ kommavormig/ spiraal/ anders
Celwand dun/ dik/ geen
= Gram positief/ negatief (reactie op kleurstof)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Virussen
Een virusdeeltje bestaat uit erfelijk materiaal met daaromheen een eiwitkapsel en som een virusenvelop (= membraan v. gastheer). 

- DNA/ RNA virus
- ss/ ds
- membraanenvelop of niet

Slide 8 - Tekstslide

Virussen
Virus bindt aan receptor gastheercel (specifiek!)
Erfelijk materiaal wordt in de gastheercel gebracht
Erfelijk materiaal leidt tot virus-eiwitten en nieuw virus DNA/ RNA -> nieuwe virusdeeltjes

Daarna apoptose gastheercel -> virussen komen vrij
Of exocytose van het virus -> virussen komen vrij

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Bestudeer BINAS 77C en 77D
Wat zijn de verschillen?

Slide 12 - Open vraag

Tweede verdedigingslinie
A-specifieke afweer/ niet-specifieke afweer

Definitie: Afweer waar geen ‘geheugen’ van blijft bestaan.
Dit type afweer heb je vanaf je geboorte.

Wordt uitgevoerd door eiwitten en cellen

Slide 13 - Tekstslide

A-specifieke afweer
  • Witte bloedcellen (fagocyten en natural killercellen)
  • Complementsysteem/ complementeiwitten
  • Ontstekingsreactie


Slide 14 - Tekstslide

A-specifieke afweer

Slide 15 - Tekstslide

Lichaamseigen/ -vreemd
Door je afweersysteem moet onderscheid gemaakt worden tussen lichaamseigen en lichaamsvreemde dingen in je lichaam.

Hoe? --> Antigenen

Slide 16 - Tekstslide

Lichaamsvreemd
Elke indringer (bacterie/ virus) heeft eiwitten aan de buitenkant: lichaamsvreemde antigenen

Ziekteverwekkers

Slide 17 - Tekstslide

Lichaamseigen
Elke eigen lichaamscel heeft ook eiwitten aan de buitenkant: lichaamseigen antigenen

Lichaamscellen
Lichaamseigen antigenen worden m.b.v. een MHC-I-molecuul (een soort vlaggenstok aan het celmembraan) gepresenteerd. 

Slide 18 - Tekstslide

Lichaamseigen/ -vreemd
Onderdelen van je niet-specifieke afweersysteem zijn in staat onderscheid te maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Complementsysteem
Plm 30 verschillende complementeiwitten in je bloed

Kunnen binden aan ziekteverwekkers door een groep te vormen en te binden op het celoppervlak van de indringer of een geïnfecteerde cel. 


Slide 21 - Tekstslide

Complementsysteem
Brengen dan een cascade op gang die leidt tot:


1. Het maken van gaten in celmembraan, waardoor ziekteverwekkers worden gedood (lysis)
2. aantrekken van witte bloedcellen via signaalstoffen (cytokinen) (chemotaxis)
3. markeren en hinderen bewegen van ziekteverwekkers (opsonisatie)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Witte bloedcellen
De volgende witte bloedcellen komen naar de plaats van infectie:
- Granulocyten
- Macrofagen
- Natural Killer cellen


Slide 24 - Tekstslide

Granulocyten (BINAS 84I)
granulocyten hebben
een veelvormige, niet
ronde kern.




Bevatten cytokinen en blaasjes met gifstoffen

Slide 25 - Tekstslide

Granulocyten



Bij ontdekking van een ziekteverwekker:
- Geven gifstoffen af die schadelijk zijn voor de ziekteverwekker
- Geven cytokinen af --> ontstekingsreactie

Slide 26 - Tekstslide

Cytokinen (signaalstoffen)
  • Hechten aan de bloedvatwand: signaal voor andere witte bloedcellen voor plek van infectie, trekken dus andere witte bloedcellen aan (zoals macrofagen)
  • Spiercellen in de bloedvatwand ontspannen: meer bloed
  • Ruimte tussen de cellen van de bloedvatwand neemt toe: bloedcellen kunnen makkelijker het weefsel in


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Cytokinen
Zorgen voor de ontstekingsreactie.

Slide 29 - Tekstslide

Macrofagen
Macrofagen omvatten deeltjes en cellen die niet in het lichaam thuis horen (fagocytose). Met lysosomen verteren ze deze deeltjes/ cellen.

 

Geldt voor:
Bacteriën, virussen, splinters, inkt, dode/ beschadigde cellen etc.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Geïnfecteerde cel
Na besmetting plaats een geïnfecteerde lichaamscel de antigenen van de ziekteverwekker aan de MHC-I-moleculen op het celmembraan. 

Nu is de cel herkenbaar als geïnfecteerd

Slide 33 - Tekstslide

Natural Killer cellen (NK-cellen)
Controleren de celmembranen van eigen lichaamscellen op afwijkende (lichaamsvreemde) eiwitten in het MHC-I molecuul:

- Doden virus-geïnfecteerde cellen
- Doden tumorcellen

Slide 34 - Tekstslide

Natural Killer cellen (NK-cellen)
Scheiden perforine af: een stof die de celmembraan stuk maakt (de cel sterft), óf zetten de cel aan tot apoptose (DNAse wordt geactiveerd, DNA wordt afgebroken)

Doden dus juist lichaamseigen cellen die zich vreemd gedragen door tumorgenen of cellen die lichaamsvreemde antigenen aan de MHC-I-moculen hebben (door virusinfectie). 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Doel 21.2
Je hebt geleerd welk type ziekteverwekkers er zijn
Je hebt geleerd hoe je lichaam zich verweert tegen ziekteverwekkers
Je hebt geleerd hoe je lichaam onderscheid maakt tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd

Slide 39 - Tekstslide

Begrippen 21.2
bacteriën, cirkelvormig chromosoom, plasmiden, prokatyoten, microbioom, gifstige stoffen, eukaryoten, parasiet, virus, eiwitkapsel, virusenvelop, DNA/ RNA virus, reverse transcriptase, niet-spefieke afweer, lichaamseigen, lichaamsvreemd, antigenen, MHC-I, infectie, complementsysteem, cascade, cytokinen, macrofagen, opsonisatie, granulocyt, fagocytose, fagocyt, NK-cel, apoptose

Slide 40 - Tekstslide

BINAS 21.2
BINAS 71L Apoptose
BINAS 77 Virussen
BINAS 79 Bacteriën
BINAS 84I Bloedcellen
BINAS 84J1 Complementsysteem
BINAS 84J3 Niet specifieke en specifieke afweer
BINAS 84J4 Ontstekingsreactie




Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
- Zelfstandig maken 21.1 (zie LessonUp)
- Maken 21.2 opdr. 1 t/m 7
- Lezen/voorbereiden 21.3 Specifieke afweer

Slide 42 - Tekstslide