HNE Duits V2 K3, L3 + L4: Satzanalyse

Montag 5. Februar 2024
Woche 6  - Winter
Herzlich willkommen 
im Deutschunterricht
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Montag 5. Februar 2024
Woche 6  - Winter
Herzlich willkommen 
im Deutschunterricht

Slide 1 - Tekstslide

Wie geht es dir?
Gutenmorgen!

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- Wir lesen und hören zusammen
- Wir überprüfen unsere Hausaufgaben + sprechen
- Grammatik
- Hausaufgaben


Slide 3 - Tekstslide

Zusammen Übung 4, 6 und 7, S. 120-121

Slide 4 - Tekstslide

Was machen wir heute?
- Wir lesen und hören zusammen
- Wir überprüfen unsere Hausaufgaben + sprechen
- Grammatik
- Hausaufgaben


Slide 5 - Tekstslide

Hausaufgaben
überprüfen 6

Slide 6 - Tekstslide

Satzanalyse (zinsontleding)
(S. 125)

Slide 7 - Tekstslide

Naamvallen > die Kasus oder die Fälle
Naamvallen zijn een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica omdat ze bepalen hoe je bepaalde dingen moet zeggen/schrijven
Er zijn vier naamvallen:

  • Het onderwerp staat in de eerste naamval (Nominativ).
  • Het meewerkend voorwerp staat in de derde naamval (Dativ).
  • Het lijdend voorwerp staat in de vierde naamval (Akkusativ).

  • De tweede naamval geeft een bezit aan (Genitiv). 

Slide 8 - Tekstslide

Ieder zinsdeel staat in een bepaalde naamval. Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.

Ontleden door vragen te stellen
  • 1e naamval (onderwerp):
           WIE / WAT + gezegde
  •  4e naamval (lijdend voorwerp):
            WIE / WAT + gezegde + onderwerp
  • 3e naamval (meewerkende voorwerp) 
              AAN / VOOR WIE + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
                  

Slide 9 - Tekstslide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
De man geeft de vrouw een kus. 

Slide 10 - Tekstslide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
Ich kaufe dir ein Brötchen

Slide 11 - Tekstslide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
Der Mann hat ein Auto gemietet

Slide 12 - Tekstslide


Het onderwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 13 - Quizvraag


Het meewerkend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 14 - Quizvraag


Het lijdend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 15 - Quizvraag

Zinsontleding:
Emma kauft ein Buch
A
Emma is onderwerp
B
Emma is lijdend voorwerp
C
Emma is meewerkend voorwerp
D
Emma is weg

Slide 16 - Quizvraag

Das Mädchen mag Pommes.
Wat is het onderwerp?
A
Das Mädchen
B
Pommes

Slide 17 - Quizvraag

Anita spielt gerne mit ihrer Freundin Anja.
Wat is in deze zin "Anita"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ihm"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 19 - Quizvraag

Snap je het?
ja
nee
Vooruit, een beetje dan

Slide 20 - Poll

Hausaufgaben
Machen Übung 13 und 14, S. 125 + 126
timer
3:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide