inkomenselasticiteit

Kruislingse elasticiteit

Brood en margarine zijn..
A
Complementair; positieve Ek
B
Complementair; negatieve Ek
C
Substitueerbaar; positieve Ek
D
Substitueerbaar; negatieve Ek
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kruislingse elasticiteit

Brood en margarine zijn..
A
Complementair; positieve Ek
B
Complementair; negatieve Ek
C
Substitueerbaar; positieve Ek
D
Substitueerbaar; negatieve Ek

Slide 1 - Quizvraag

Een positieve Ek van + 1,5 betekent

A
prijs product A + 10%, afzet product B- 15%
B
prijs product A + 15%, afzet product B+ 10%
C
prijs product A + 10%, afzet product B + 15%
D
prijs product A - 15%, afzet product B+ 10%

Slide 2 - Quizvraag

Een positieve Ek van + 1,5 betekent
A
complementair; prijs A + afzet B +
B
substitutie; prijs A + afzet B +
C
complementair; prijs A + afzet B -
D
substitutie; prijs A + afzet B -

Slide 3 - Quizvraag

Inkomenselasticiteit
In welke mate bepaalt de hoogte van 
het inkomen =(Y) de vraag?

                  % verandering Qv
   Ey=          ---------------------------
                  % verandering Y
Gevolg


Oorzaak
De uitkomst van Ey moet je koppelen aan luxe, primaire, inferieure goederen

Slide 4 - Tekstslide

Primaire goederen en inkomen
Primaire goederen reageren niet sterk op inkomensverschillen. Bij een hoger salaris ga je niet ineens 3 tandenborstel, 5 broden en 8 pakken melk kopen. Je bent al 'verzadigd' bij 1 tandenborstel, 2 brood en een pak melk. 

Kortom: inkomen+ 10%, vraag naar melk +5% = +0,5 Ey
Ey tussen o en 1,0 positief= primair goed

Slide 5 - Tekstslide

Luxe goederen Ey
Luxe goederen kunnen pas vanaf een bepaald (hoog) inkomen gekocht worden; het drempelinkomen*

Vanaf dat drempelinkomen nemen de uitgaven aan luxe goederen relatief sterk toe; de vraag is inkomenselastisch.
Inkomen +10%, vraag +20%=
+20%/ +10%= +2,0 Ey
* Onder dat bedrag aan inkomen gaat al je geld naar primaire goederen.

Slide 6 - Tekstslide

Inferieure goederen
Bij een hoger inkomen ga je minder inferieure goederen kopen. Je stapt over van B- naar A-merk bijvoorbeeld. 
Of gaat nu naar AH ipv de Aldi.

                          Inkomen +10%, afzet -5% 
                                  -5%/ 10%= -0,5  negatieve uitkomst Ey

Slide 7 - Tekstslide

Uitkomst Ey

Inkomen + 10%,     afzet +5%                             5%/10%= +0,5 Ey = primair goed
Inkomen +10%,     afzet + 15%                                 15%/ 10%=  +1,5 Ey= luxe goed
inkomen +10%        afzet - 5%                              -5%/ 10%=  -0,5 Ey = inferieur goed

Voorbeeld                                                         Berekening+ conclusie

Slide 8 - Tekstslide

Luxe, primair en inferieur grafisch.
Welke is wat?

Slide 9 - Tekstslide

= drempelinkomen
= verzadigingsinkomen
a= inferieur                      b = luxe                           c = primair

Slide 10 - Tekstslide