Startopdracht samen (blz. 30)
Lees de zinnen a en b. Stel dat jij wilt dat de verkoopster het boek geschreven heeft, welke zin zou jij dan gebruiken: a of b?
a De verkoopster verkocht Anna Woltz een boek van zichzelf.
b De verkoopster verkocht Anna Woltz een boek van haarzelf.