Wft Basis 1.4

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek op: voor wie geldt het depositogarantiestelsel?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor wie is het depositogarantiestelsel bedoeld?
A
Voor de spaarder
B
Zowel spaarder als belegger
C
Voor de belegger

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sanne heeft een mooie spaarrekening in de VS gezien. Ze heeft haar al haar spaargeld hier naartoe gestuurd. Is haar geld beschermt door het depositogarantiestelsel.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De maximale uitkering volgens het depositogarantiestelsel (DGS) is € 100.000 per rekeninghouder per bank.

Door welke instantie wordt het depositogarantiestelsel uitgevoerd?
A
De Nederlandsche Bank (DNB)
B
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB)
C
Het ministerie van Financiën

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist
Het depositogarantiestelsel is opgericht om ervoor te zorgen dat de bevolking het vertrouwen in de banken behoudt.





A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou beleggen?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Beleggen
Bij beleggen investeer je jouw geld - bijvoorbeeld in aandelen- met het idee dat die belegging in de toekomst meer geld waard wordt, of dat het tussendoor geld oplevert.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beleggen in ...(1)... is minder risicovol dan het beleggen in ...(2)...
A
(1) aandelen, (2) obligaties
B
(1) obligaties, (2) aandelen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Valt de bitcoin onder beleggen?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Bij een obligatie leen je geld uit aan een bedrijf of overheid. Achter een Bitcoin zit 'niets'. Vandaar dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) liever helemaal niet spreken van beleggen als het gaat om crypto's, maar eerder van 'speculeren'.

Het belangrijkste verschil is dat iemand die wil beleggen zijn kapitaal beschikbaar stelt voor een bedrijf als investering. De belegger wil niet per se direct morgen een winst hebben maar investeert voor de lange termijn. Iemand die speculeert wil over het algemeen vooral profiteren van een schommeling in de markt.
Theorie
Speculeren
Speculeren is een vorm van beleggen, waarbij je iets koopt - zoals aandelen of cryptomunten - in de hoop het op korte termijn voor meer geld te kunnen verkopen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Obligatie
Een geldlening aan een bedrijf of overheid die in kleinere deel leningen verdeeld is waarop een vaste rente wordt vergoed.
Een obligatie heeft een nominale waarde (deze wordt ook terugbetaald) en een koerswaarde (daarvoor koop je 'm op de beurs).
Aan het eind van de looptijd ontvang je de nominale waarde terug.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rente en Obligatiekoers
De obligatie geeft een vaste rentevergoeding. Is deze vergoeding hoger dan de huidige marktrente (van actuele obligaties of vergelijkbare beleggingsproducten) dan is de obligatie aantrekkelijk          Vraag naar obligatie stijgt           Koers
Omgekeerd werkt dit ook!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Aandeel
Een aandeel is een klein stukje van een bedrijf. Draait de onderneming goed, dan wordt je aandeel meer waard, draait het slecht dan daalt de waarde. Ook kan je als het goed gaat met het bedrijf elk jaar een stukje van de winst ontvangen: dividend

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen aandelen en obligaties?
A
Bij een aandeel heb je een stukje eigendom van een bedrijf, bij obligaties geef je een lening aan dat bedrijf
B
Bij een aandeel heb je een stukje eigendom van een bedrijf, bij obligaties krijg je een lening van dat bedrijf
C
Aandelen kun je alleen van bedrijven hebben, obligaties alleen van de overheid
D
Op aandelen krijg je rente, op obligaties krijg je dividend

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je in obligaties belegd ontvang je als vergoeding ..
A
Dividend
B
Rendement
C
Rente

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar zou jij liever in beleggen? obligaties of aandelen?
A
Obligaties
B
Aandelen
C
Allebei
D
Allebei niet

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt obligaties ook doorverkopen. Wanneer levert dit je wat op?
A
Als het goed gaat met het bedrijf/de overheid.
B
Als het slecht gaat met het bedrijf/de overheid.
C
Als het rentepercentage hoger is dan de huidige rente op sparen.
D
Als het rentepercentage lager is dan de huidige rente op sparen.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is het kopen van obligaties of aandelen interessant?
A
Als de rente op de spaarrekening hoog is
B
Als de rente op de spaarrekening laag is

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies