Stofeigenschappen

Stofeigenschappen
Een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Stofeigenschappen
Een stofeigenschap is een eigenschap waaraan je een stof kunt herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

Stofeigenschappen
  • Brandbaarheid
  • Geur
  • Kleur
  • Smaak
  • Oplosbaarheid
  • Kook/smeltpunt
  • Dichtheid

Slide 2 - Tekstslide

Mengsels
(herhaling)

Door stoffen te mengen kun je de stofeigenschappen veranderen.

Slide 3 - Tekstslide

Soorten mengsels
  • Oplossing - helder (je kunt er door heen kijken) mengsel waar in één stof is opgelost in de ander. Bijvoorbeeld limonade.
  • Suspensie - Een troebel (je kunt er niet door heen kijken) mengsel van een vaste stof in een vloeistof. Bijvoorbeeld sinaasappelsap.
  • Emulsie - Een troebel of gekleurd mengsel van stoffen die niet in elkaar kunnen oplossen en dus niet goed mengen.  Bijvoorbeeld olie en water

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Scheidingsmethoden
Soms willen wij juist maar één stof uit dat mengsel hebben. Dan moeten we dit mengsel uit elkaar halen: scheiden

Slide 7 - Tekstslide

Filtreren
Berust op het verschil in deeltjesgrootte


Grote (vaste) deeltjes blijven achter in filter (residu)
kleine deeltjes gaan er doorheen (filtraat)


Bijvoorbeeld bij koffie zetten

Slide 8 - Tekstslide

Extraheren
Berust op het verschil in oplosbaarheid.

Sommige deeltjes in het mengsel 
lossen op, anderen niet.

Bijvoorbeeld bij thee zetten

Slide 9 - Tekstslide

Destilleren
Berust op het verschil in kookpunt.

Een mengsel wordt verhit tot net boven het kookpunt van de gewenste stof. Deze gaat verdampen, condenseert vervolgens
weer en wordt opgevangen (destillaat). 

De rest van het mengsel (met een hoger 
kookpunt) blijft achter in de maatkolf (residu). 

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Fasen
Fases zijn de toestanden ("vormen") waarin stoffen kunnen voorkomen. Deze drie verschillende fasen zijn vast, vloeibaar en gas. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Faseovergangen
Stoffen kunnen veranderen van fase als er energie (in de vorm van warmte) wordt toegevoegd of als er energie verloren gaat. 
Deze veranderingen noemen wij faseovergangen.

Slide 14 - Tekstslide

Vervluchtigen

Slide 15 - Tekstslide

Het weer
In het weer spelen faseovergangen een belangrijke rol.

Slide 16 - Tekstslide

Neerslag
  • IJs - Door het bevriezen van water ontstaat er ijs, dit kan ook weer smelten als de temperatuur weer daalt.
  • Dauw - Door het condenseren van waterdamp vormen er kleine waterdruppels op een oppervlakte. 
  • Mist - Waterdamp condenseert in de lucht en vormt hele kleine waterdruppels die blijven zweven in de lucht.
  • Rijp - Waterdamp moleculen (deeltjes) kristalliseren op een koud oppervlakte.

Slide 17 - Tekstslide

Temperatuur
Temperatuur is de gemiddelde bewegingsenergie van een deeltje.
Warmte is hoeveelheid energie dat een voorwerp heeft.

Slide 18 - Tekstslide

Kook-/smeltpunt
Zuivere stof -> Kookpunt - Kooktraject <- Mengsel
Zuivere stof -> Smeltpunt - Smelttraject <- Mengsel

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Massa en volume
Massa= hoeveelheid van een stof (weegschaal) 
Volume= hoeveel ruimte een bepaalde hoeveelheid van de stof inneemt

Slide 22 - Tekstslide

Dichtheid
Dichtheid= hoeveel massa van een stof aanwezig is in een bepaald volume.
Hoe dicht de deeltjes op elkaar zitten

Slide 23 - Tekstslide

Dichtheid
Dichtheid berekenen

dichtheid wordt weergegeven met Griekse 
letter rho 

Slide 24 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
De massa van een balk is 150 gram. Het voorwerp heeft een lengte van 10 centimeter, een breedte van 2 cm en een hoogte van 3 cm. Bereken de dichtheid van de balk. Vergeet de eenheid niet op te schrijven.

Slide 25 - Tekstslide

Zinken drijven zweven
  • Een voorwerp zinkt als de dichtheid groter is dan de dichtheid van water.
  • Een voorwerp drijft als de dichtheid kleiner is dan de dichtheid van water.
  • Een voorwerp zweeft als de dichtheid even groot is als de dichtheid van water.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link