Werktuigen Test jezelf

Hoofdstuk 4
Test Jezelf
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Test Jezelf

Slide 1 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je een katrol?


Slide 2 - Open vraag

Waaruit bestaat een takel minimaal?


Slide 3 - Open vraag

Welk voordeel en welk nadeel heeft een takel?

Slide 4 - Open vraag

Bij welke tang is de kracht op het ijzerdraad het kleinst


A
B
C

Slide 5 - Quizvraag

Bereken hoe groot de kracht op een stuk draad is,
als je een kracht van 12N op elk van de twee handvatten
uitoefent bij het figuur.

Slide 6 - Open vraag

In de figuur wordt een kist van 150 kg omhoog
gehesen met behulp van een aantal katrollen.
Hoe groot is de benodigde trekkracht
op het touw?

Slide 7 - Open vraag

In de figuur wordt een kist van 150 kg omhoog
gehesen met behulp van een aantal katrollen.
De kist moet 6m omhoog gehesen worden.
Hoeveel touw moet je daarvoor inhalen?




Slide 8 - Open vraag

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je je armen recht omhoog strekt?

A
Ja A groter => p kleiner
B
Ja, A kleiner => p groter
C
Ja, F groter => p groter
D
Nee, F en A onveranderd

Slide 9 - Quizvraag

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je je armen recht omhoog strekt?
A
Ja A groter => p kleiner
B
Ja, A kleiner => p groter
C
Ja, F groter => p groter
D
Nee, F en A onveranderd

Slide 10 - Quizvraag

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je op je tenen gaat staan?
A
Ja A groter => p kleiner
B
Ja, A kleiner => p groter
C
Ja, F groter => p groter
D
Nee, F en A onveranderd

Slide 11 - Quizvraag

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je een klein kind op de arm neemt?
A
Ja A groter => p kleiner
B
Ja, A kleiner => p groter
C
Ja, F groter => p groter
D
Nee, F en A onveranderd

Slide 12 - Quizvraag

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je languit op de vloer gaat liggen?
A
Ja A groter => p kleiner
B
Ja, A kleiner => p groter
C
Ja, F groter => p groter
D
Nee, F en A onveranderd

Slide 13 - Quizvraag

Je staat met beide voeten op de vloer.
Verandert de druk op de vloer?
Als je op één been gaat staan?
A
Ja A groter => p kleiner
B
Ja, A kleiner => p groter
C
Ja, F groter => p groter
D
Nee, F en A onveranderd

Slide 14 - Quizvraag

Kruiwagen met stenen

Slide 15 - Tekstslide

Op een kruiwagen liggen een aantal stenen. (Zie vorige bladzijde)
De zwaartekracht op de stenen en de kruiwagen is samen 800N
en grijpt in punt B aan. De as van het wiel is met D aangegeven.
De kruier tilt de kruiwagen op in punt A.
Bereken de kracht die de kruier nodig heeft om de kruiwagen te tillen.

Slide 16 - Open vraag

Station verplaatsen

Slide 17 - Tekstslide

Een station wordt verplaatst. Het wordt op zes zware transportwagens
met veel wielen verplaatst.
a. Waarom hebben de transportwagens veel wielen?

Slide 18 - Open vraag

Een station wordt verplaatst.
Voor het optillen werden 28 vijzels gebruikt.
Elke vijzel heeft een steunoppervlak van 0,12m2.
Op het station werkt een zwaartekracht van 8,25∙106N.
b. Bereken de druk onder het steunoppervlak van één vijzel.

Slide 19 - Open vraag

Ramen wassen
Ramen kunnen tegenwoordig gezeemd
worden met een uitschuifbare steel.
Via de steel wordt water omhoog
gepompt. De stelen kunnen
uitschuiven tot een lengte van 15m.
De steel moet vrij in de lucht worden
gehouden. Daarvoor moet de glazenwasser
een behoorlijke kracht leveren.

Slide 20 - Tekstslide

Glazenwasser Joop houdt een steel met een lengte van 15m
en een massa van 7kg omhoog, zie vorige bladzijde.
Leg uit in welke stand het moment groter is. 1 of 2,
waarom?

Slide 21 - Open vraag

In de figuur is het zwaartepunt van de steel niet in het midden.
Waarom ligt het zwaartepunt onder het midden?

Slide 22 - Open vraag

Joop houdt de steel aan de onderkant met z'n rechterhand vast.
Met z'n linkerhand kan hij de steel hoger of lager tegenhouden.
Op welke plaats is de spierkracht die Joop met z'n linkerhand
moet leveren het kleinst?


Slide 23 - Open vraag

Een plank op twee schragen
De plank heeft 
een massa van 12 kg.
Vincent heeft 
een massa heeft van 55kg

Slide 24 - Tekstslide

De plank heeft een massa van 12 kg.
Vincent, die een massa heeft van 55kg,
loopt over de plank naar het rechter uiteinde.
Als hij op x cm van punt P bevindt,
staat de plank op het punt te gaan kantelen.
Bereken hoe groot de afstand x is.

Slide 25 - Open vraag