Les 4 BBL Lokale anesthetica

Les 4 BBL Lokale anesthetica
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 4 BBL Lokale anesthetica

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is EMLA?
A
een afleidingstechniek
B
een verdovende pleister
C
een beloning na een handeling
D
een ordeningsprincipe in de acute zorg

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke adrenalinehormoon wordt toegevoegd zodat de lokale anestheticum minder verspreid?
A
Eprinerfine
B
Lidocaïne
C
Prilocaine
D
Marcaine

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk medicijn valt onder de anesthetica?
A
celecoxib
B
naproxen
C
Prilocaïne
D
morfine

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen over de theorie die wij tot nu toe hebben behandeld!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de vier hoofdgebieden van de hersenen zijn
A
linkerhersenhelft ,rechterhersenhelft,tussenhersenen ,hersenstam linkerhersenhelft ,rechterhersenhelft ,tussenhersenen,en hersenstam
B
grote hersenen,linkerhersenhelft,rechterhersenhelft ,en hersenstam
C
grote hersenen,kleine hersenen,tussenhersenen,en hersenstam

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij het Centrale Zenuwstelsel?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een patiënt met suikerziekte (diabetes) krijgt een beschadiging aan de zenuwen in de voeten
A
neuropathische pijn
B
fantoompijn
C
gerefereerde pijn
D
nociceptieve pijn

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is nociceptieve pijn?
A
pijn door weefselschade
B
pijn door zenuwschade
C
pijn veroorzaakt door psychische klachten

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Worden benzodiazepines vergoed?
A
Ja, altijd
B
Ja, mits code B2
C
Soms, hangt af van de verzekering
D
Nee, nooit

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van benzodiazepines?
A
Werken allemaal anders
B
Kan verslavend werken
C
Kleine therapeutische breedte
D
Valt onder de opiumwet

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is neuropathische pijn?
A
Pijn door schade aan weefsel
B
Maligne pijn
C
Pijn door schade aan zenuwen
D
Nociceptieve pijn

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 16: Zoek de handelsnaam op van pregabaline.
Pregabaline = Lyrica

Nociceptieve pijn is:
A
Zenuwpijn
B
Viscerale pijn
C
Neuropathische pijn
D
Weefselschade pijn

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ibuprofen werkt
A
antipyretisch, analgetisch en antiflogistisch
B
analgetisch en antiflogistisch
C
antiflogistisch en antipyretisch
D
antiflogistisch

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bijwerking van ibuprofen is
A
maagbloeding
B
obstipatie
C
diarree
D
je druk voelen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ibuprofen mag niet worden gebruikt bij mensen met een maagzweer
Maagzweer is dus een ... van ibuprofen
A
Indicatie
B
Interactie
C
Contra-indicatie
D
Bijwerking

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering klopt niet
A
Ibuprofen heeft een interactie met methotrexaat
B
psoriasis kan verergeren door ibuprofen
C
ibuprofen is een contra indicatie voor hartfalen
D
Ibuprofen mag nooit als eerste keuzemiddel geadviseerd worden

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paracetamol is een:
A
Analgetica
B
Antibiotica
C
Anticoagulantia
D
Anti-epileptica

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Paracetamol?
A
Een ontstekingsremmend middel.
B
Een zwakwerkende opioïde.
C
Een effectieve pijnstiller met weinig bijwerkingen.
D
Een maagbeschermer.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De pijnladder van de WHO bestaat uit 4 stappen. Bij de tweede stap wordt;
A
NSAID of paracetamol voorgeschreven
B
Sterk opioïd oraal of per pleister voorgeschreven
C
Zwak opioïd met NSAID of paracetamol
D
Sterk opioïd per injectie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke groep hoort
dit medicijn?
A
NSAID
B
Zwak opioïd
C
D
Sterk opioïd

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke opioiden zijn:
A
Fentanyl en oxycodon
B
Oxycodon en tramadol
C
Tramadol en Codeine
D
Codeine en Caffeine

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwakke en sterke opioïden/opiaten vallen onder de medicijngroep .....
A
Parkinsonmiddelen
B
Anti-epileptica
C
Slaapmiddelen
D
Analgetica

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bewering is niet juist
A
methotrexaat moet gecombineerd worden met foliumzuur om bijwerkingen te voorkomen
B
een reumapatiënt van 72 jaar die 2 x daags 500mg naproxen gebruikt heeft geen maagbescherming nodig
C
corticosteroïden kunnen bij langdurig gebruik botontkalking veroorzaken
D
flurazepam valt onder de geneesmiddelengroep benzodiazepines

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat jicht?
A
Door ophoping van purine in het lichaam
B
Door overbelasting van het gewricht
C
Door neerslag van urinezuurkristallen in het gewricht

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de volgende stelling waar: Door reizen (tijdsverandering) kan men slaapklachten krijgen.
A
Waar
B
niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Melatonine is een adrenalinehormoon?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heb je de oefentoets gemaakt?
A
Best wel goed, prima
B
Redelijk kan beter
C
Slechter als dat ik had verwacht
D
Heel slecht

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies