M2 toetsweek 1 par 1.4, 1.5, 2.1 en 22 (inhoud, breuken, tijd en snelheid)

2 VMBO-T
Par 1.4 Inhoud en gewicht eenheden
Par 1.5 Inhoud balk, prisma, cilinder, kegel, piramide
Par 2.1 Breuken vermenigvuldigen en delen
Par 2.2 Tijd en snelheid
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

2 VMBO-T
Par 1.4 Inhoud en gewicht eenheden
Par 1.5 Inhoud balk, prisma, cilinder, kegel, piramide
Par 2.1 Breuken vermenigvuldigen en delen
Par 2.2 Tijd en snelheid

Slide 1 - Tekstslide

1 M3

Slide 2 - Tekstslide

2

Slide 3 - Video

00:07
Met welke formule kun je de inhoud van een balk of kubus berekenen?

Slide 4 - Open vraag

00:26
Welke eenheid komt hierachter?
A
m
B
C
D
Liter

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Maak de tarsia puzzel (eenheden omrekenen)

Leg alle driehoekjes zo bij elkaar dat het klopt en er een grote driehoek ontstaat

Slide 7 - Tekstslide

2

Slide 8 - Video

01:22
Hoe bereken je de inhoud van deze cilinder?
A
3 × 3 × pi × 8
B
3 × pi × 8
C
3 × 3 × 8
D
6 × pi × 8

Slide 9 - Quizvraag

02:15
Hoe bereken je de oppervlakte van de driehoek van deze prisma?
A
basis × hoogte
B
basis × hoogte : 2
C
basis × hoogte : 3
D
lengte × breedte

Slide 10 - Quizvraag

inhoud piramide en kegel

Slide 11 - Tekstslide

inhoud piramide berekenen

Slide 12 - Tekstslide

Bereken de inhoud van de piramide
A
60
B
20
C
120

Slide 13 - Quizvraag

Bereken de inhoud van de piramide

Slide 14 - Open vraag

Voorbeeld
Opp grondvlak = 
     x 
π62
Inhoud kegel = 
opp grondvlak x hoogte : 3    
Inhoud kegel = 
     x      x 13 : 3 = 490 cm3   
π62

Slide 15 - Tekstslide

Bereken de inhoud van de kegel.
Afronden op 1 decimaal
A
16,7 cm3
B
83,3 cm3
C
261,8 cm3
D
785,4 cm3

Slide 16 - Quizvraag

Bereken de inhoud van de kegel

Slide 17 - Open vraag

Maak de tarsia puzzel (formules inhoud bij ruimtefiguren)


Leg alle driehoekjes zo bij elkaar dat het klopt en er een grote driehoek ontstaat

Slide 18 - Tekstslide

2.1 Tijdseenheden omrekenen
Klopt dit? 3,75 uur = 3 uur en 75 minuten.
  • Even narekenen: 
    3,75 uur = 3 uur en 75 min, maar 75 min = 1 uur en 15 min
  • 3, 75 uur = 3 uur en 75 min
  • Dus 4 uur en 15 minuten en het klopt dus niet.
  • Hoe zit het dan wel?

Slide 19 - Tekstslide

2.1 Tijdseenheden omrekenen
3,75 uur = ... uur en .... minuten
  • Er zitten 3 uren in:   3,75 uur = 3 uur en ... minuten
  • Dan is er nog 0,75 uur over om minuten van te maken. 
  • In 1 uur zit 60 min, dus in 0,75 uur zit:   0,75 x 60 = 45 minuten
  • Dus het antwoord en de manier van opschrijven is:
    3,75 uur = 3 uur en (0,75x60=)45 min  
  • Vergeet de berekening er niet bij te zetten!!!
3,75 - 3 = 0,75

Slide 20 - Tekstslide

2.1 Tijdeenheden omrekenen
Oefenen. 
Pak je rekenmachine erbij. 

Slide 21 - Tekstslide

5 jaar = ...... weken
Schrijf je berekening op

Slide 22 - Open vraag

6 weken = ...... dagen

Slide 23 - Open vraag

4,5 dag = ...... minuten

Slide 24 - Open vraag

3,8 uur = ....... uur en ...... minuten

Slide 25 - Open vraag

2.2. Eenheden van snelheid
Leontien fietst 5 meter per seconde.
Hoeveel km is dat in één uur?





  • Kun je dit ook in 1 keer uitrekenen, zonder tabel?
Snelheid Leontien

Slide 26 - Tekstslide

2.2 Eenheden van snelheid
De meest gebruikte eenheden van snelheid zijn:





Voorbeelden, rond af op 1 decimaal:
  • 33 m/s = ...... km/uur
  • 50 km/uur = ...... m/s

Slide 27 - Tekstslide