Woordenschat- homoniemen en synoniemen

H4 Woordenschat 
Homoniemen en synoniemen 

- Je weet wat homoniemen en synoniemen zijn.
- Je kunt de betekenis van een woord uit de context afleiden.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 Woordenschat 
Homoniemen en synoniemen 

- Je weet wat homoniemen en synoniemen zijn.
- Je kunt de betekenis van een woord uit de context afleiden.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Homoniem
Woorden met meerdere betekenissen noem je een homoniem. Het is belangrijk dat je uit de context (de rest van de zin) de betekenis van het woord haalt. 
Homo = gelijk 
1  woord > verschillende betekenissen

Voorbeeld: bank (geldinstelling - meubelstuk)

Slide 3 - Tekstslide

Bedenk zoveel mogelijk homoniemen

Slide 4 - Open vraag

Zoek het homoniem uit de volgende zinnen: De juryleden prijzen de winnaar. Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.

Slide 5 - Open vraag

Noem de twee betekenissen van het homoniem uit de volgende zin:
Ik kan me niet voorstellen dat ik een voldoende voor mijn verslag krijg.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een homoniem en een synoniem?

Slide 8 - Open vraag

Synoniem
verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.

Voorbeeld: lopen - wandelen
bellen - telefoneren

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk zoveel mogelijk synoniemen.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide