Karakter

1 / 37
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

0

Slide 2 - Video

Theorie (personages) 
Hoofdpersonen bijpersonen = personages

Wat krijg je over hoofdpersonen te weten?
- wat hij/zij denkt en voelt
- wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn
- hoe hij/zij eruitziet
- waat, hoe en met wie hij/zij woont
Hierdoor kun je je beter inleven in de hoofdpersoon.

Over de bijpersonen krijg je minder informatie. Je krijgt meestal geen gedachten of gevoelens te lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Personages
  1. De hoofdpersoon is het belangrijkste personage in het verhaal.

  2. In het verhaal ook personages met kleine rollen, die noem je bijfiguren.

  3. Als jij je goed in het personage kan verplaatsen, dan identificeer jij je met dat personage.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

In een verhaal krijg je veel informatie van de hoofdpersoon.
Bovenstaande uitspraak is
A
ik heb geen idee
B
waar
C
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Een bijpersoon speelt een minder belangrijke rol in een verhaal.
Bovenstaande uitspraak is
A
waar
B
niet waar
C
ik heb geen idee

Slide 7 - Quizvraag

Theorie (personages) (h/v)
Karakterontwikkeling =  de verandering van het karakter van een personage. Wat hij/zij meemaakt heeft hier invloed op.

Round character =
- een verhaalpersonage dat niet steeds hetzelfde reageert.
- vaak de hoofdpersoon.
- iemand die een karakterontwikkeling doormaakt.
Flat character
- een verhaalpersonage dat voorspelbaar reageert.
- vaak een bijpersoon.
- iemand die geen karakterontwikkeling doormaakt


Slide 8 - Tekstslide

Karakter
  • De schrijver wil de personages (mensen of dieren) 'levend' maken (karakteriseren). 

  • Daarvoor gebruikt geeft hij de personages een uiterlijk en een karakter (gedachtes+gevoelens). 
  • Soms zegt het uiterlijk iets over het karakter. Bij typetjes zijn het innerlijk en uiterlijk sterk verbonden (nerd).

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Mening geven
  1. Gebruik beoordelingswoorden.

  2. Geef argumenten bij je mening.

  3. Geef voorbeelden.

Slide 12 - Tekstslide

Welke beoordelingswoorden
ken jij (nog)?

Slide 13 - Woordweb

Benoem de bijfiguren uit dit verhaal.

Slide 14 - Open vraag

Benoem de 2 hoofdpersonen uit dit verhaal en vertel wat je weet over hun uiterlijk, gedrag en gevoelens.

Slide 15 - Open vraag

Mel vindt dat er veel vooroordelen zijn over daklozen. Welke vooroordelen zijn er volgens jou over daklozen?

Slide 16 - Open vraag

Aan de slag
  • Begin met je literaire mindmap...

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
  • In leswijs maken:
    1.4 C Deel 2: Personages

  • Aankomende dinsdag, maandag valt de les namelijk uit.

Slide 18 - Tekstslide

Beeld 4: Kies een beeld dat wat zegt over de hoofdpersoon of een ander belangrijk personage in het verhaal.
Wie is de hoofdpersoon of hoofdpersonen. Wat voor types zijn het, welke karaktereigenschappen hebben zij?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Check in-vraag:

Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Personages
Hoofdpersonen en bijfiguren en boeken en films noem je personages. Je kunt ze onderverdelen in: 
1. Type
2. Karakter

Personages en karakters: uiterlijk en innerlijk zijn belangrijk voor een verhaal en beeldvorming. 

Slide 22 - Tekstslide

Type
1. hebben altijd dezelfde kenmerken
2. overdreven neergezet
3. eerlijk  of oneerlijk 

Slide 23 - Tekstslide

Karakters
1. Een personage wat op een ‘echt ‘ mens lijkt. 
2. Hoofdpersonen zijn meestal karakters.
3. Hebben goede en slechte eigenschappen.
4. Veranderen gedurende een verhaal.

Slide 24 - Tekstslide

Uiterlijk
Onder het uiterlijk van een personage verstaan we alles wat je aan de buitenkant ziet;
- lichaamsbouw / gedrag / relatie tot andere personages.

Slide 25 - Tekstslide

Innerlijk
Hiermee bedoelen we wat een personage denkt  en voelt. 

Slide 26 - Tekstslide

Personage of karakter?

Harry Potter
A
Type
B
Karakter

Slide 27 - Quizvraag

Personage of karakter?

Gargamel uit de smurfen
A
Type
B
Karakter

Slide 28 - Quizvraag

Theorie
Typen: 
Personage dat snel herkenbaar is (bijvoorbeeld: schurk of held) en versimpeld of overdreven is uitgebeeld. 

Slide 29 - Tekstslide

Theorie 
Karakters:
- Echte mensen zijn nooit alleen maar óf slecht 'óf goed.
- Veelzijdig 
- Ontwikkeling doormaken door ervaringen in het leven 

(Afb: Katniss Everdeen >)
 

Slide 30 - Tekstslide

Theorie
Uiterlijk: 
- Wat je aan de buitenkant kunt zien 

Innerlijk:
- alle gedachten en gevoelens van een personage
- geeft 'kleur' aan personage

Slide 31 - Tekstslide

Beschrijf 3 uiterlijke kenmerken van het hoofdpersonage in jouw boek.

Slide 32 - Open vraag

Beschrijf het innerlijk van het hoofdpersonage in jouw boek met behulp van opdracht 11 in je boek (Kern). Hoe zou jouw hoofdpersonage reageren?

Slide 33 - Open vraag

Kies nog éénvan de onderstaande vragen en werk die ook uit.
- Vond je de personages in het verhaal geloofwaardig en goed beschreven?
- Kon je je goed inleven in de hoofdpersoon?
- Herkende je bepaalde gedachten, emoties of gedrag?
- Vond je bepaalde personen sympathiek of minder sympathiek?

Slide 34 - Open vraag

Theorie
Type
- snel herkenbaar
- met versimpeling of overdrijving uitgebeeld
- maakt geen ontwikkeling door


Voorbeeld:
Helden en schurken zijn typen. Een held heeft goede manieren en een schurk slechte, ze zijn makkelijk te herkennen.


Slide 35 - Tekstslide

Les 1

Fictie
  • Personages

Neem jouw leesboek mee naar de les.


Slide 36 - Tekstslide

Beoordelen
De woorden geven uitersten aan; meestal zit je oordeel er ergens tussenin. Geef steeds argumenten voor je mening: je geeft bijvoorbeeld aan wat je ‘ongeloofwaardig’ of ‘verrassend’ vindt en waarom je dat vindt. Bij die argumenten gebruik je voorbeelden uit het verhaal. Je hoeft natuurlijk niet hetzelfde te vinden als je klasgenoten. Niet iedereen houdt immers van dezelfde verhalen.



Slide 37 - Tekstslide