2BK - Grammar 13 (in, on, at)

Welcome! 
Grammar 13 of 14, Voorzetsels van plaats.
(prepositions of place) 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome! 
Grammar 13 of 14, Voorzetsels van plaats.
(prepositions of place) 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels van plaats
IN:       Steden, landen, grote gebieden + afgesloten ruimtes (in)

AT:      Huisnummers en gebouwen (op)

ON:    Straatnamen en oppervlaktes (ergens op)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van IN

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van ON

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van AT

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The most common prepositions of place
In = in een (gesloten) ruimte of locatie
I am in the classroom. He is in space.
On = op een oppervlakte of openbaar vervoer
My cat Raja eats dinner on the table. Mum is on the roof.
At = op een specifieke plaats of locatie
Today, I am at school. She usually meets her boyfriend at the cinema.

Slide 6 - Tekstslide

Openbaar vervoer:
in = je moet zitten (taxi)
on = je hoeft niet perse te zitten (bus, plane)
Other prepositions of place
next to / beside = naast
I sit next to my friend in class.

behind = achter
Our other friend sits behind us.

in front of = voor
The teacher is standing in front of the board.

Slide 7 - Tekstslide

Under / Over = het bedekt iets anders
Between = tussen 2 dingen
Among = tussen meer dan 2 dingen
Other prepositions of place
under/below = onder.
My legs are under the table.  (bedekt)
Classroom 114 is below room 216. (lager dan)

over/above = boven
She held the umbrella over her head. (bedekt)
I walked a path above the lake. (hoger dan)

Between/among = tussen
I sam him among the crowd. (meer dan 2)
My house is between two other houses. (2)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1) The ball is rolling ___ the grass.
A
in
B
on
C
at

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2) I always hang out with my friends ___ school.
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.9) Bill is ___ Disney World ___ Florida.
A
at, at
B
at, in
C
in, at
D
on, in

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.13) I am sitting ___ my chair ___ my desk.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2) My cat likes to hide ___ the bed.
A
over
B
under
C
between
D
among

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.8) I live (naast) my best friend.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
maken: 
opdr 5 t/m 7

Leren:
Vocabulary A t/m C
Grammar 13 (bk-boek) / Grammar 14 (kgt-boek) 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies