LessonUp 4: Woordraadstrategie 1: synoniemen zoeken

Nederlands - 1Mc
Pak je chromebook en log in bij LessonUp 
(via Aedobe DLO)!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - 1Mc
Pak je chromebook en log in bij LessonUp 
(via Aedobe DLO)!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
1. Ik weet wat een woordraadstrategie is
2. Ik weet wat een synoniem betekent
3. Ik kan synoniemen zoeken om zo de betekenis van een woord te achterhalen.
4. Ik ken en begrijp alle uitdrukkingen en spreekwoorden uit deze paragraaf.

Slide 2 - Tekstslide

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 3 - Tekstslide

woordraadstrategie synoniem
Ken je een woord niet? Zoek naar een synoniem in een tekst.
Bijvoorbeeld: exact = precies

Hoe vind je een synoniem?
- lees in dezelfde zin, lees de zin ervoor, lees de zin erna
- lees in de andere (volgende) alinea

Slide 4 - Tekstslide

SYNONIEM - voorbeelden


  • zelfstandig = ?
  • chaos = ?
  • boete = ?
  • liegen = ?
  • schrijver = ?

Slide 5 - Tekstslide

De context gebruiken
  • De 'context' zijn de woorden of zinnen rondom het nieuwe
    woord.


  • De context helpt je te raden wat het woord betekent.


  • Soms staat er verderop in de tekst een synoniem (een ander woord dat bijna hetzelfde betekent)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld gebruiken context



'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'




Slide 7 - Tekstslide

Uitleg voorbeeld
'We gingen naar de opticien om een nieuwe bril uit
te zoeken. In de brillenwinkel was er veel keuze.'

Door de rest van de eerste zin begrijp je dat je
bij een opticien brillen kunt kopen. 

In de tweede zin staat een synoniem
voor opticien: brillenwinkel

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
2 woorden verschillende betekenis
B
1 woord met meerdere betekenissen
C
2 woorden die tegenstellingen van elkaar zijn
D
2 woorden met dezelfde betekenis

Slide 9 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de "context"

Slide 10 - Open vraag

synoniem van aanvoerder?
A
schipper
B
leider
C
ruziemaker
D
underdog

Slide 11 - Quizvraag

synoniem van ravage?
A
afgrond
B
uitbarsting
C
lawine
D
puinhoop

Slide 12 - Quizvraag

passief blijven

placebo
frequent
conclusie
individueel
alleen
niks doen
vaak
besluit
nepmedicijn

Slide 13 - Sleepvraag

synoniem van kolossale?
A
grote
B
enorme
C
kleine
D
fragiele

Slide 14 - Quizvraag

synoniem van individueel?
A
samen
B
alleen
C
in groepsverband
D
egoïstisch

Slide 15 - Quizvraag

synoniem van experiment?
A
proef
B
cadeau
C
vakantie
D
papiersoort

Slide 16 - Quizvraag

Klap je chromebook dicht en pak je boek en schrift!

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag! (zelfstandig, in stilte)
timer
15:00
H.1 Woordenschat: opdracht 1, 2, 3, 4, 5 (p. 24-27)
Steek je hand op als je iets niet begrijpt.
Klaar? Extra opdrachten  NN Online (zie Planning)

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
1. Ik weet wat een woordraadstrategie is
2. Ik weet wat een synoniem betekent
3. Ik kan synoniemen zoeken om zo de betekenis van een woord te achterhalen.
4. Ik ken en begrijp alle uitdrukkingen en spreekwoorden uit deze paragraaf.

Slide 19 - Tekstslide

PLENDA
Dinsdag 14-9 klaar:
  • opdracht  2 en 4 (p. 14-15)
  • leeswerkboek en schrift mee!

Veel succes en tot volgende week!

Slide 20 - Tekstslide

We gaan lezen ...

Slide 21 - Tekstslide