samenstellingen (24, 25 rvl)

samenstellingen
t/h blok 4 spelling
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

samenstellingen
t/h blok 4 spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je het huiswerk nagekeken.
- heb je de theorie over samenstellingen geleerd. 
- je hebt geoefend met de spelling van samenstellingen. 

Slide 2 - Tekstslide

opdracht 22
1.  vergaderd                           6. glansde  
2.  Houd                                     7. gehoorzaamt
3.  wachtten                             8. verlichten
4. verwijdert                           9. landde / landt
5.  gedurfd                               10. geschroefd

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 23
1 Goed. 
2 Fout, want het onderwerp is hier niet je, maar je moeder, dus je schrijft de ik-vorm + t: Vindt.
3 Fout, want dit is een persoonsvorm in de derde persoon enkelvoud, dus je schrijft ik-vorm + t: verbaast.
4 Fout, want de persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud schrijf je inderdaad als de ik-vorm + de, maar de ik-vorm is hier wen, niet wend.

Slide 4 - Tekstslide

opdracht 23
5 Goed.
6 Fout, want dit is de infinitief en die schrijf je als het hele werkwoord: verplichten.
7 Fout, want de stam van verrassen is verrass, dus krijgt de pv in de verleden tijd + te(n): verraste.
8 Fout, want de laatste letter van de stam (kano) is geen medeklinker uit ’t kofschip, dus je schrijft een d: gekanood.

Slide 5 - Tekstslide

Een samenstelling: twee (of meer) woorden die samen één woord worden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tussenletter 's' in samenstelling
Je plakt 2 zelfstandige naamwoorden aan elkaar: telefoon + oplader = telefoonoplader 

  • Als je een -s tussen de twee delen hoort, schrijf je die ook:
jongensdroom
stationsweg 

Slide 8 - Tekstslide

Tussenletter 'n' in samenstelling
Als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft, dan schrijf je dat ook in de samenstelling.
Dus:
beukennootje
fietsenstalling

Slide 9 - Tekstslide

Je schrijft géén tussen -n of -s als het 1e deel:
- geen zelfstandig naamwoord is (zn:) hogeschool, huilebalk
- geen meervoud heeft: tarwebrood, hellevuur 
- alleen meervoud op -s heeft: horlogebandje, doucheputje
- zowel meervourd op -s als -n heeft: groentesoep, geboortekaartje
- aangeeft hoe groot, goed, klein, stom iets is (=versterkend): reuzeleuk, apetrots
- uniek is: zonnebank, maneschijn 
- versteende uitdrukking is: bullebak, schattebout, spillebeen (woorden waren vroeger samenstellingen maar tegenwoordig komen losse delen niet meer voor in onze taal)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 13 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 14 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
buur + ruzie

Slide 15 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
huis + markt

Slide 16 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
hond + hok

Slide 17 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
maan + schijn

Slide 18 - Open vraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
breedtestraal
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 20 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 21 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
maneschijn
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 22 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 23 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 24 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
meisje + schoen

Slide 25 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
bezoeker + centrum

Slide 26 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
pakje + avond

Slide 27 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
zee + schepen

Slide 28 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
lengte + verschil

Slide 29 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 30 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
volk + zanger

Slide 31 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
eend + ei

Slide 32 - Open vraag

Huiswerk

Maak opdracht 25 en 26
blz 191 - 192

Slide 33 - Tekstslide