Splitsbaar werkwoord en voorzetsel
Morgen maak ik het geld aan jou over.
Iedere keer pakt Rogier van mij mijn pen af.
Voor die toets lees je de hele tekst door.
Van die chocolademousse blijft niks meer over.
De politie houdt jongens op een scooter niet meer tegen.
In de kerk hielden wij onze lach niet meer in.