Factoren, organisatieniveaus ,koolstofkringloop, aanpassing kort

Ecologie
1 / 30
volgende
Slide 1: Woordweb
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ecologie

Slide 1 - Woordweb

Planning
Ecologie
biotische en abiotische factoren
organisatieniveau
voedselketen en
voedselweb
koolstofkringloop

Slide 2 - Tekstslide

Wat is ecologie
"Studie over alle relaties tussen organismen en hun milieu"

Het milieu kan biotisch of abiotisch zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Biotische factoren
soortgenoten  = met hoeveel moet je het voedsel en leefgebied delen?
vijanden             = word jij of je nakomeling opgegeten?
ziektes                = Ga jij of je nakomelingen dood door ziektes?
voedsel               = is er voldoende voedsel?
concurrenten   = met hoeveel andere organisme moet je het voedsel of                                                  leefgebied delen

Slide 4 - Tekstslide

Abiotische factoren
water
zuurstof
temperatuur
neerslag
bodemsoort

Slide 5 - Tekstslide

In de zomer was het erg droog een flink aantal jonge bomen gingen dood. Is de droogte een biotische of een abiotische factor?
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.

Slide 7 - Quizvraag

Geef een biotische en een abiotische factor die van invloed is op het konijntje in het grasveld

Slide 8 - Open vraag

Niveaus van ecologie

-Individu
-Populatie
-levensgemeenschap
-Ecosysteem

Slide 9 - Tekstslide

individu één enkel organisme

Slide 10 - Tekstslide

een individu  kan ook één boom zijn

Slide 11 - Tekstslide

Populatie meerdere individuen van een soort. 
In dit plaatje zijn dat bomen (eiken)

Slide 12 - Tekstslide

Een populatie pinguïns

Slide 13 - Tekstslide

een levensgemeenschap alle biotische factoren in een bepaald gebied

Slide 14 - Tekstslide

een ecosysteem alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied

Slide 15 - Tekstslide

Het organisatieniveau wat de
afbeelding laat zien is......?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 16 - Quizvraag

Het organisatieniveau wat de
afbeelding laat zien is......?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 17 - Quizvraag

Het organisatieniveau wat de
afbeelding laat zien is......?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 18 - Quizvraag

Voedselketen en web
Start altijd met een plant

planten maken hun eigen voedsel 
Fotosynthese

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Dieren die aan het eind van de voedselketen staan en zelf niet opgegeten worden noemen we....?
A
toppredator
B
toproofdier
C
hoofdprooidier
D
topprooidier

Slide 23 - Quizvraag

Waarom start een voedselketen of web altijd met een plant?

Slide 24 - Open vraag

Biologisch evenwicht

Slide 25 - Tekstslide

Biodiversiteit
Hoe meer soorten populaties in een ecosysteem voorkomen hoe sterker het ecosysteem is. 
Het kan klappen opvangen en het 
biologisch evenwicht beter behouden. 
Minder kans op uitsterven van organismen 
en minder kans op plagen.

Slide 26 - Tekstslide

Bestaat het ecosysteem grasland voor koeien uit
meer of minder populatiesoorten dan een
alpenweide?
Welke van de twee heeft de hoogste biodiversiteit?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

aanpassingen van dieren
Water: gestroomlijnd lichaam, gladde bedekking vaak met slijm.
Koude gebieden: witte, dikke vacht, kleine oren

Aanpassing op voedsel: Dit zie je goed bij vogels, pincetsnavel, kegelsnavel en haaksnavel bijvoorbeeld. 

Slide 29 - Tekstslide

aanpassingen van planten
Moeras en regenwoud: grote groen bladeren, klein wortelstelsel
Woestijn: kleine bladeren met waslaag of geen bladeren maar naalden of stekels. Wortelstelsel soms heel diep of breed.

Slide 30 - Tekstslide