Ned_Gym1_Week6_les2

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Stillezen
Uitleg boekverslag

Woordjes E kort bespreken
Invulopdracht 
Zelfstandig aan de slag
Les afsluiten
Vooruitblik 
Kahoot! woordenschat D, E 



Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige les gedaan gedaan?
Grammatica (vragend voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord,...)

Hoe ging deze les?
Top inzet weer!

Hoe ging het maken van het huiswerk?
Grammatica 






Slide 3 - Tekstslide

10 min stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Inhoud deze week
Grammatica H5 blz. 150 - 151 
Opdr: 1, 2, 3

Grammatica H6 blz. 180 – 181 
Opdr: 2, 3, 4

Woordjes E invullen Kahoot! A, B, C, D ?

Uitleg boekverslag

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg boekverslag
Opdrachten fictiedossier brugklas


Kies één opdracht uit de lijst hieronder:


1. Schrijf over het boek een brief aan een vriend(in). Vertel eerst in het kort waar het boek over gaat. Leg daarna uit waarom je vriend(in) het boek zou moeten lezen. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


2. Maak een abc-tekst bij het verhaal. Bijvoorbeeld: de A is van Angst die Rosa voelt als zij…, de B is van Brugklas, waar Rosa voor het eerst…. De letters q, x en y mag je overslaan.





Slide 6 - Tekstslide

Uitleg boekverslag
3. De hoofdpersoon van het verhaal doet van alles. Soms ben je het daarmee eens, soms ook niet. Schrijf een brief aan de hoofdpersoon. Vertel daarin wat je vindt van wat die persoon heeft gedaan en wat hij/zij heeft meegemaakt. Leg ook uit waarom je dat vindt. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een brief uitziet, dus met aanhef (Beste…) en afsluitende groet.


4. Stel je voor dat een van de personen een dagboek bijhoudt. Doe alsof jij die persoon bent. Schrijf drie korte stukjes die deze persoon in de loop van het verhaal noteert. Kies geschikte (belangrijke) momenten uit het verhaal. Zorg ervoor dat je tekst er ook echt als een dagboektekst uitziet, noem dus de dag en datum waarop in het dagboek is geschreven.





Slide 7 - Tekstslide

Uitleg boekverslag
Lees je tekst goed door en controleer de zinsbouw, de spelling en leestekens.

Let op: je mag elke opdracht maar één keer kiezen. Gedurende dit jaar maak je dus alle vier de opdrachten één keer gebruiken..





Slide 8 - Tekstslide

Zijn de woordjes E al ingevuld?

Slide 9 - Tekstslide

Schooltaalwoorden E

Elders
Ensceneren
Epiloog
Eventueel
Exorbitant


Zegswijze: Het ei van Columbus

Slide 10 - Tekstslide

Schooltaalwoorden E
Elders : ergens anders, op een andere plaats
Voorbeeldzin: Mijn oom hield nooit zo van Nederland; daarom is hij elders gaan wonen.


Ensceneren: naspelen, nabootsen, in scène zetten (oorspr.: gereedmaken voor het toneel)
Voorbeeldzin: Voor het programma ‘Opsporing verzocht’ worden overvallen altijd geënsceneerd.


Epiloog: toevoegsel aan een verhaal, nawoord, naspel (oorspr. van een tragedie)
Voorbeeldzin: Het boek dat ik daarnet gelezen heb, is spannend; en in de epiloog helemaal aan het eind van het boek vertelt de schrijver ons dat hij de hoofdpersoon 20 jaar later is tegengekomen!

Slide 11 - Tekstslide

Schooltaalwoorden E
Eventueel: a) mogelijk, heel misschien voorkomend b) als het moet, als het van toepassing is
a Bij eventuele moeilijkheden moet je je mentor om hulp vragen.
b Er is een vaste opruimploeg voor na het klassenfeest; en Anna, Tamara en Ahmed zijn eventueel bereid bij het opruimen te helpen.


Exorbitant: heel erg veel, buitensporig, te ver gaand
Voorbeeldzin: Messi verdient een exorbitant bedrag voor 90 minuten voetbal.




Slide 12 - Tekstslide

Schooltaalwoorden E
Het ei van Columbus: oplossing die eenvoudig is, als je er maar eenmaal opgekomen bent, dé oplossing 

(Columbus zou uitgedaagd zijn om een ei rechtop op tafel te zetten, wat niemand voor elkaar kreeg. Hij zette het ei met een lichte slag op tafel, zodat het ei ingedeukt werd en bleef staan.)

Voorbeeldzin: Voor mensen die maar één kopje koffie per dag drinken, is een Senseo het ei van Columbus.


Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel
Grammatica

Je kunt voorzetsels herkennen en gebruiken.
Je kunt bijwoorden herkennen. 

Slide 14 - Tekstslide

Huis
Bedenk een voorzetsel

Slide 15 - Woordweb


Kijk naar bladzijde 180, startopdracht.
Waarom zijn de onderstreepte woorden wel een bijvoeglijk naamwoord en de vetgedrukte woorden niet?

Slide 16 - Open vraag

Antwoord
De onderstreepte woorden horen bij een zelfstandig naamwoord (en zijn daarom zelf bijvoeglijk naamwoord), de vetgedrukte woorden horen niet bij een zelfstandig naamwoord (maar in zin 1 bij een werkwoord en in zin 2 bij een bijvoeglijk naamwoord).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Lees de theorie op bladzijde 180
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.

Je leest de tekst oriënterend. 

Slide 19 - Tekstslide

Werk in tweetallen.
Opdracht 1, bladzijde 181, vraag 4.

Slide 20 - Open vraag

Antwoord
4
Wanneer - bw
ontzettend - bw
over - vz
voor - vz
na - bw



Slide 21 - Tekstslide

Werk in tweetallen.
Opdracht 1, bladzijde 181, vraag 5.

Slide 22 - Open vraag

Antwoord
5
Vanmorgen - bw
per - vz
naar - vz
in - vz

Slide 23 - Tekstslide

Grammatica (huiswerk, noteer in je agenda)

Grammatica H6 blz. 180 – 181
Opdr: 2, 3, 4

Leren woordjes A t/m E
--------------------------------------------------
Tip:
blw bepaald lidwoord
olw onbepaakd lidwoord
czn concreet zelfstandig naamwoord
azn abstract zelfstandig naamwoord








timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Hoe ging het samen oefenen?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?


Slide 25 - Tekstslide

Wat gaan we de volgende les doen?


Wat moet ik de volgende les meenemen? 







Slide 26 - Tekstslide

Woordenschat woordjes D en E

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Tekstslide