Oefentoets werkwoordspelling

Het programma
so  bespreken
spelling 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Het programma
so  bespreken
spelling 

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvtt

Slide 2 - Tekstslide

PVTT
Een werkwoord heeft verschillende vormen, één daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Je gaat altijd uit van de ik-vorm: laat de laatste twee woorden (-en) weg van het hele werkwoord. 
Helpen - help              vrezen - vrees      
Redden - red               draven - draaf
Mikken - mik                 laden - laad

Slide 3 - Tekstslide

Zo schrijf je de pvtt

Ik - vorm of jij/je erachter: stam          Ik word / word jij/je
Jij, hij, zij:                              stam + t         jij wordt/hij wordt/zij wordt
Wij, jullie, zij:                        stam + en     wij worden / jullie worden /
                                                                             zij worden

Slide 4 - Tekstslide

PVTT

Slide 5 - Tekstslide

Stroomschema pvvt
Stroomschema pvvt

Slide 6 - Tekstslide

Gebiedende wijs

In zinnen met een gebiedende wijs geef je een bevel. In deze zinnen zit geen onderwerp. Je weet niet precies wie het zegt of doet. De gebiedende wijs schrijf je als de ik-vorm van het werkwoord.

Voorbeelden:

Ruim je kamer op!

Geef dat boek terug!

Slide 7 - Tekstslide

Welke werkwoordsvorm is hier gebruikt?
'Wees niet bang.'
A
pvtt
B
pvvt
C
gw
D
od

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin staat in de gebiedende wijs?
A
Houd mijn tas vast!
B
Kun je mijn tas vasthouden?
C
Ik wil dat je nu mijn tas vasthoudt!

Slide 9 - Quizvraag

Hij (geloven, pvtt) mij niet.
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt

Slide 10 - Quizvraag

Wat (vinden, pvtt) je van mijn nieuwe schoenen?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 11 - Quizvraag

De jongens (ontmoeten, pvtt) elkaar op het voetbalveldje.
A
ontmoete
B
ontmoeten
C
ontmoette
D
ontmoetten

Slide 12 - Quizvraag

De jongens (ontmoeten, pvvt) elkaar op het voetbalveldje.
A
ontmoete
B
ontmoeten
C
ontmoette
D
ontmoetten

Slide 13 - Quizvraag

Als ik de takken (vasthouden, pvtt), dan kan jij ze bij elkaar binden.
A
vasthoudt
B
vasthoud
C
vasthout
D
vasthouden

Slide 14 - Quizvraag

De rechtbank besloot beide verdachten tegelijk te (berechten),
A
berechten
B
berechtten
C
berecht
D
berechdten

Slide 15 - Quizvraag

Pak nu onmiddellijk je boek en (houden) je mond!
A
houd
B
houdt
C
hield
D
hielde

Slide 16 - Quizvraag

Gisteren (luiden) de voorspelling nog regen en storm, maar nu schijnt de zon.
A
luidt
B
luid
C
luidde
D
luide

Slide 17 - Quizvraag

Het (verbazen, pvtt) me steeds weer dat er altijd wat moois bloeit in hun tuin.
A
verbaasdt
B
verbaasd
C
verbaast
D
verbaastd

Slide 18 - Quizvraag

Dat er ook 's winters iets in de tuin bloeit, heeft me altijd (verbazen).
A
verbaasdt
B
verbaasd
C
verbaast
D
verbaastd

Slide 19 - Quizvraag



Ik antwoord graag op al jouw vragen. antwoord =?
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
gb

Slide 20 - Quizvraag

Wees dankbaar.
A
pvtt
B
vd
C
od
D
gb

Slide 21 - Quizvraag



Het vliegtuig is op tijd geland. geland =?
A
infinitief
B
vd
C
vt
D
tt

Slide 22 - Quizvraag



Hij heeft mij ingelicht over de lastige zaak. ingelicht =?
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
inf

Slide 23 - Quizvraag

pvtt - pvvt - infinitief - voltooid deelwoord - onvoltooid deelwoord - bijvoeglijk naamwoord - gebiedende wijs?

Hij vermoedde helemaal niks. vermoedde =?
A
pvtt
B
pvvt
C
vd
D
inf

Slide 24 - Quizvraag

pvtt of vd?

De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbetert.
verbetert =?

A
pvtt
B
vd

Slide 25 - Quizvraag

Luister naar mij!
A
pvtt
B
vd
C
od
D
gb

Slide 26 - Quizvraag



Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.
verdiend =?
A
pvtt
B
vd
C
od
D
gb

Slide 27 - Quizvraag

pvtt of vd?

"Ik beland nog eens op podium,"zei de wielrenner.
beland =?
A
pvtt
B
vd

Slide 28 - Quizvraag


Pak je jas!
A
pvtt
B
vd
C
od
D
gb

Slide 29 - Quizvraag

pvtt of vd?

Door zijn harde werken is hij op het podim beland.
beland =
A
pvtt
B
vd

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 5 op blz. 36

Slide 31 - Tekstslide