letterlijk en figuurlijk










Doel: het verschil tussen letterlijk en figuurlijk leren.


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les










Doel: het verschil tussen letterlijk en figuurlijk leren.


Slide 1 - Tekstslide

• Bij letterlijk taalgebruik gebruik je de 
  woorden precies zoals je ze bedoelt.

• Bij figuurlijk taalgebruik hebben de 
  woorden die je gebruikt een andere 
  betekenis.

Slide 2 - Tekstslide

'Het meisje trekt een zuur gezicht.'

Welk woord is figuurlijk gebruikt?
A
zuur
B
meisje
C
gezicht

Slide 3 - Quizvraag

'Mijn maag knort van de honger.'

Welk woord is figuurlijk gebruikt?
A
maag
B
knort
C
honger

Slide 4 - Quizvraag

Fien trekt haar nieuwe schoenen aan.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 5 - Quizvraag

Dylano is een boom van een vent.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quizvraag

Zij is het zonnetje in huis.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

De meester struikelde over zijn veter.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk?
A
Hij werkt als een paard.
B
Hij rijdt op zijn paard.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk?
A
Hij draagt de plank.
B
Hij slaat de plank mis.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is figuurlijk?
A
Ik kan geen goede knoop maken.
B
Ik kan er geen touw aan vastknopen.

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Welke spreekwoorden heb je in de tekening gezien?

Slide 13 - Open vraag