vlakke figuren

Vlakke figuren
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vlakke figuren

Slide 1 - Tekstslide

Zwaartelijn
Een zwaartelijn van een driehoek gaat door het hoekpunt naar het midden van de overstaande zijde. 
Van hoekpunt A, naar het midden van BC
A
Van hoekpunt B, naar het midden van AC
B
Van hoekpunt C, naar het midden van AB
C
Zwaartepunt
De drie zwaartelijnen snijden elkaar in het zwaartepunt (Z)

Slide 2 - Tekstslide

Hoogtelijn
Een hoogtelijn van een driehoek gaat door het hoekpunt en staat loodrecht (met een 90 graden hoek) op de overstaande zijde. 
Van hoekpunt C, loodrecht op AB
C
Van hoekpunt A, loodrecht op BC
A
Van hoekpunt B, loodrecht op AC
B
Hoogtepunt
De drie hoogtelijnen snijden elkaar in het hoogtepunt 

Slide 3 - Tekstslide

Hoogtelijn... 
Om een hoogtelijn in een stomphoekige driehoek te tekenen, moet je overstaande zijde doortekenen. 
...in een stomphoekige driehoek

Slide 4 - Tekstslide

Gelijkbenige driehoek
Een gelijkbenige driehoek heeft twee gelijke benen. 
benen
de zijden die even lang zijn, noemen we de benen
basis
de andere zijde heet de basis
basishoeken
de hoeken aan de basis heten de basishoeken
tophoek
de andere hoek heet de tophoek

Slide 5 - Tekstslide

Gelijkzijdige driehoek
In een gelijkzijdige driehoek zijn alle zijden even lang, alle hoeken zijn gelijk
hoeken
alle hoeken zijn 60 graden

Slide 6 - Tekstslide

Rechthoekige driehoek
Een rechthoekige driehoek is een driehoek met een rechte hoek
gelijkbenige rechthoekige driehoek
een driehoek met één 90 graden hoek en 2 hoeken van 45 graden

Slide 7 - Tekstslide

Hoeken berekenen in   
In een driehoek zijn alle hoeken bij elkaar opgeteld altijd 180 graden
als je een bijzondere driehoek hebt waarvan je de hoeken uit moet rekenen, maak dan eerst een schets (met potlood)

Slide 8 - Tekstslide

Hoeken berekenen in   
De belangrijkste rekenregels: 

Slide 9 - Tekstslide

Parallellogram
twee paar evenwijdige en gelijke zijden. 
Dus AB en CD zijn even lang en evenwijdig én AD en BC zijn even lang en evenwijdig
De overstaande hoeken zijn even groot. Dus hoek A = hoek C en hoek B= hoek D
De diagonalen delen elkaar middendoor
Een parallellogram is puntsymmetrisch

Slide 10 - Tekstslide

Ruit
alle zijden zijn even lang
de diagonalen zijn symmetrieassen en staan loodrecht op elkaar
de diagonalen delen de hoeken middendoor
alle eigenschappen van ee parallellogram gelden ook voor een ruit

Slide 11 - Tekstslide

Trapezium
twee overstaande zijden zijn evenwijdig
bij een gelijkbenig trapezium zijn de zijden die niet evenwijdig zijn, even lang

Slide 12 - Tekstslide

Vlieger
twee overstaande hoeken zijn even groot
twee paar zijden zijn even lang
één diagonaal is de symmetrieas

Slide 13 - Tekstslide

Z -hoeken
twee lijnen zijn evenwijdig
dan zijn de Z hoeken even groot

Slide 14 - Tekstslide

F-hoeken
twee lijnen zijn evenwijdig
de F-hoeken zijn dan gelijk

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide