In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
exponentiele functies
rekenregels machten
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de algemene vergelijking van een eponentiele functie?
A
y=b+g⋅x
B
y=b+gt
C
y=b⋅gt
D
y=b⋅g⋅t
Slide 2 - Quizvraag
Welke beweringen zijn waar?
y=b⋅gt
A
b is de waarde op tijdstip t=0
B
een exponentiele functie neemt elke stap toe met g
C
t mag negatief zijn, dat is het 'verleden'
D
t mag positief zijn, dat is de 'toekomst'
Slide 3 - Quizvraag
Welke bewering is niet waar?
y=b⋅gt
A
Als g > 1 dan stijgt de functie exponentieel
B
Als g < 1 dan stijgt de functie exponentieel
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer het aantal bacterien op een plak kaas groeit met 10% per uur, na hoeveel uur is het aantal bacterien dan verdubbelt? (gebruik je rm)
A
na 10 uur
B
na 2 uur
C
na 8 uur
D
Dat kan je niet zeggen met deze informatie. uur
Slide 5 - Quizvraag
A
een kwart van 25 is dus ruim 6 dagen
B
elke drie dagen verdubbelt het oppervlak dus 3 dagen ervoor zit je op de helft en 6 dagen ervoor op een kwart dus na 25-6 =19 dagen
C
de helft is 12,5 dagen en dan nog eens de helft daarvan dus 19 dagen eerder
D
elke dag is 1/25 van de vijver dus 10 dagen ervvoor
Slide 6 - Quizvraag
rood
groen
blauw
paars
Slide 7 - Sleepvraag
rood
groen
blauw
paars
Slide 8 - Sleepvraag
De hoeveelheid konijnen op een eiland wordt gegeven met
t=0 is op 1 januari 2018, waarbij t wordt gegeven in aantal jaren. Hoeveel konijnen komen er in 2024 bij.
K=1650⋅1,4t
A
Berekentussent=6ent=7,K=
B
35
C
36
D
31
Slide 9 - Quizvraag
32⋅33=35
(32)3=36
30=1
36:32=34
38:32=
A
39
B
35
C
36
D
34
Slide 10 - Quizvraag
32⋅33=35
(32)3=36
30=1
36:32=34
38:32=
A
39
B
35
C
36
D
34
Slide 11 - Quizvraag
32⋅33=35
(32)3=36
30=1
36:32=34
38:32=
A
39
B
35
C
36
D
34
Slide 12 - Quizvraag
32⋅33=35
(32)3=36
30=1
36:32=34
38:32=
A
39
B
35
C
36
D
34
Slide 13 - Quizvraag
32⋅33=35
(32)3=36
30=1
36:32=34
38:32=
A
39
B
35
C
36
D
34
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Zijn de 2 functies aan elkaar gelijk? Maak een uitwerking in je schrift
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
De hoeveelheid konijnen op een eiland wordt gegeven met
t=0 is op 1 januari 2018, waarbij t wordt gegeven in aantal jaren. Hoeveel konijnen komen er in 2024 bij.
K=1650⋅1,4t
A
Bereken K tussen t=6 en t=7
B
Bereken K bij t=6
C
Bereken K tussen t=5 en t=6
D
Bereken K bij t=5
Slide 18 - Quizvraag
A
Slide 19 - Quizvraag
Bas woont op een afstand van 24 km van zijn oma. Op een dag gaat Bas op de fiets maar oma. Hij heeft tegenwind. Zijn gemiddelde snelheid is 11 km per uur. Hoeveel uur en hoeveel minuten doet hij erover.
A
2 uur en 40 minuten
B
2 uur en 24 minuten
C
1 uur en 100 minuten
D
1 uur en 84 minuten
Slide 20 - Quizvraag
Een bedrag van 1500 euro staat op een spaarrekening tegen een jaarlijkse rente van 1,1%. Hoeveel euro staat er na 8 jaar op de spaarrekening?