De bijvoeglijke bepaling

Programmma maandag 6 mei
  • Lezen (nieuw boek) 
  • Instructie lesson up bijvoeglijke bepaling
  • Zelfstandig werken
  • Instructie lesson up onbepaald voornaamwoord
  • Afsluiting 
Leerdoel:
- Ik kan bijvoeglijke bepalingen herkennen. 
- Ik kan onbepaalde voornaamwoorden herkennen
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programmma maandag 6 mei
  • Lezen (nieuw boek) 
  • Instructie lesson up bijvoeglijke bepaling
  • Zelfstandig werken
  • Instructie lesson up onbepaald voornaamwoord
  • Afsluiting 
Leerdoel:
- Ik kan bijvoeglijke bepalingen herkennen. 
- Ik kan onbepaalde voornaamwoorden herkennen

Slide 1 - Tekstslide

De bijvoeglijke bepaling

Mijn favoriete docent vertelt een heel spannend verhaal. 

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de bijvoeglijke bepaling?

  1. Zet streepjes tussen de zinsdelen
  2. Zoek van elk zinsdeel het belangrijkste zelfstandig naamwoord
  3. Noteer de woorden die extra informatie geven over dat zelfstandig naamwoord. Dat zijn de bijvoeglijke bepalingen 

Slide 3 - Tekstslide

Programmma dinsdag 7 mei
  • Lezen (nieuw boek) 
  • Zoek de valse
  • Instructie woordsoorten 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting 
Leerdoel:

- Ik kan onbepaalde voornaamwoorden herkennen

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen?

De oude man wandelde door het erg rustige park.
A
man en wandelde
B
oude en rustige
C
oude en erg rustige
D
man en park

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen?

De beroemde archeoloog vond een eeuwenoude nederzetting.
A
archeoloog en nederzetting
B
beroemde en eeuwenoude
C
beroemde en een eeuwenoude
D
beroemde archeoloog en eeuwenoude

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen?

Mijn lieve moeder viert haar verjaardag in het prachtige, warme Spanje.
A
lieve, prachtige en warme
B
moeder en Spanje
C
lieve en warme
D
lieve en prachtige, warme

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de bijvoeglijke bepalingen?

Jouw nieuwe jas staat niet bij die heel strakke, rode broek.
A
jouw nieuwe en strakke
B
nieuwe, heel strakke en rode
C
jas en broek
D
jouw nieuwe, heel strakke en rode

Slide 8 - Quizvraag

Hoe formuleer je de bijvoeglijke bepaling op papier?
Doe het voor bij deze zin:
De hele klas had een ruime voldoende voor de extreem moeilijke toets.

Slide 9 - Open vraag

Zelfstandig werken
NNO-online: maken grammatica zinsdelen extra en test
Klaar? Zinsdelen intypen

Slide 10 - Tekstslide

Zoek de valse
A
de
B
deze
C
een
D
het

Slide 11 - Quizvraag

Zoek de valse
A
misschien
B
wat
C
welke
D
wie

Slide 12 - Quizvraag

Zoek de valse
A
gebouwen
B
verbouwen
C
verhuizen
D
wonen

Slide 13 - Quizvraag

Zoek de valse
A
eerste
B
dertig
C
tweeling
D
veel

Slide 14 - Quizvraag

Zoek de valse
A
ik
B
mij
C
mijn
D
wij

Slide 15 - Quizvraag

Zoek de valse
A
Ron
B
iemand
C
mens
D
opa

Slide 16 - Quizvraag

timer
1:00
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 17 - Woordweb

timer
1:00
vragend voornaamwoord

Slide 18 - Woordweb

timer
1:00
persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Woordweb

timer
1:00
bezittelijk voornaamwoord

Slide 20 - Woordweb



Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn.

Slide 21 - Tekstslide

onbepaald voornaamwoord

Slide 22 - Woordweb

Zelfstandig werken
Maken opdracht 2,3, en 4 op bladzijde 151/152

Klaar? maken opdracht 5 en 6

Slide 23 - Tekstslide

Programma maandag 13 mei
- Lezen (nieuw boek) 
- Terugkoppeling grammatica zinsdelen en woordsoorten
      * begintaak
      * bijvoeglijke bepaling (zinsdelen)
       * alle tot nu toe geleerde woordsoorten
- Instructie leestekens
- Zelfstandig werken schrijfopdracht 

Leerdoelen
- Ik kan de tot nu toe geleerde woordsoorten in zinnen benoemen. 
- Ik weet wanneer ik een puntkomma moet gebruiken.
- Ik weet hoe ik een citaat moet weegeven. 

Slide 24 - Tekstslide

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
meewerkend voorwerp
gezegde
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
onbepaald voornaamwoord
voorzetsel
voornaamwoord

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk opdracht 4 blz. 152
  1. Zoek iemand in de klas waar je normaal niet mee samenwerkt.
  2. Vergelijk jullie antwoorden met elkaar.
  3. Zorg dat je het eens wordt. 
timer
2:00

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden
  • 1. wat = vr.vnw 
  • 2. Je = pers.vnw, iets = onbep.vnw, gebreid = bn
  • 3. nieuwste = bn
  • 4. Houston = zn
  • 5. Een zeker = onbep.vnw
  • 6. Het = lw
  • 7. Iemand = onbep.vnw, bevestigt = ww
  • 8. iedere = onbep.vnw, zijn = bez.vnw
  • 9.  Dat = aanw.vnw, altijd = bw
  • 10 niets = onbep.vnw
  • 11 Menige = onbep.vnw, met = vz
  • 12 iedereen = onbep.vnw, alles = onbep.vnw
  • 13 autobus = zn
  • 14 jou = pers.vnw, ergens = bw

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Marieke zei 'dat ze graag met hem naar de bioscoop wilde.'
B
Marieke zei dat ze graag met hem naar de bioschoop wilde.
C
Marieke zei: dat ze graag met hem naar de bioscoop wilde.
D
Marieke zei ik wil graag met hem naar de bioscoop.

Slide 33 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Jochem zei ‘Dat is helemaal niet waar, zoiets zou ik nooit doen.’
B
Jochem zei: Dat is helemaal niet waar Zoiets zou ik nooit doen!
C
Jochem zei: ‘Dat is helemaal niet waar. Zoiets zou ik nooit doen.’
D
Jochem zei, 'Dat is helemaal niet waar. Zoiets zou ik nooit doen'.

Slide 34 - Quizvraag

De schrijfopdracht van het examen

Slide 35 - Tekstslide

Programma dinsdag 14 mei
  • Lezen / afmaken artikel 
  • Mededeling
  • Artikel bespreken --> leestekens
  • Quiz directe en indirecte rede 
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 36 - Tekstslide

mededeling
Proefwerk hoofdstuk 4: maandag 27 mei

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Uitleg
Geef per zin steeds aan of die zin in de directe rede of indirecte rede staat.

Slide 42 - Tekstslide

De boze stiefmoeder vroeg aan de spiegel wie de mooiste van het land is.

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 43 - Quizvraag

De spiegel antwoordde: "U bent de mooiste van het land."

A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 44 - Quizvraag

"Breng Sneeuwwitje naar het bos en dood haar!" sprak de boze koningin.


A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 45 - Quizvraag

De jager zei tegen Sneeuwwitje dat ze ver weg moest lopen.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 46 - Quizvraag

De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 47 - Quizvraag

Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 48 - Quizvraag

De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.



A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 49 - Quizvraag

"Als je wilt, mag je bij ons blijven wonen." zeiden de dwergen.




A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 50 - Quizvraag

"Dat wil ik heel graag." antwoordde Sneeuwwitje.





A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 51 - Quizvraag

En de dwergen zeiden dat ze heel goed op Sneeuwwitje zouden passen.






A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 52 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • - Maken opdracht 2, blz. 153 (af voor het eind van de les) 
  • - Maken opdracht 3, blz. 154
  • NNO-online grammatica zinsdelen en woordsoorten

Slide 53 - Tekstslide

Afsluiting
Directe of indirecte rede?

Slide 54 - Tekstslide