Hoofd- en bijzinnen

Hoofd- en bijzinnen
1 / 5
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 8

In deze les zitten 5 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- of bijzin
Een hoofdzin kan alleen staan; een bijzin niet. Een bijzin staat altijd bij een hoofdzin.

In de hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm altijd naast elkaar. (Onderwerp eerst en daarna de persoonsvorm). 
Er kunnen geen woorden tussen worden geplaatst. In een bijzin kan dit wel. 
Kijk maar eens naar de volgende zinnen:
Groen = hoofdzin
zwart= bijzin
  • Joris loopt altijd naar school, terwijl hij een fiets in de schuur heeft staan.
  • Omdat Joris slechts 5 minuten hoeft te lopen, heeft hij zijn fiets niet nodig.
  • Joris vindt lopen leuk en Joris houdt niet van fietsen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdzin
Hoofdzin + hoofdzin
Voegwoorden: en, want, maar, of, dus

Petra voelt zich niet lekker, maar ze heeft geen koorts.
Ik ga morgen niet naar het werk, dus ik blijf thuis.
Zij heeft een hoofdgerecht gegeten en ze wilt geen toetje.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzin + bijzin
Voegwoorden: omdat, als, toen, voor(dat), nadat, tot(dat), terwijl, zodat, zodra, hoewel

Hoewel hij het antwoord drie keer had gecheckt, maakte hij alsnog een fout.
We gaan vandaag niet naar buiten, omdat het heel erg hard regent.

Slide 4 - Tekstslide

De plaats van de bijzin
Een bijzin kan na of voor de hoofdzin staan. Staat de bijzin voor de hoofdzin? Dan heeft de hoofdzin inversie: het onderwerp staat achter de persoonsvorm.

  • Als het nodig is, noteer je getallen en namen
  • Omdat ik over 3 weken een toets heb, heb ik het boek snel nodig. 

Slide 5 - Tekstslide