V4 Spelling

Spelling opdracht 21
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Spelling opdracht 21

Slide 1 - Tekstslide

Bij de vervoeging van Engelse werkwoorden let je op de uitspraak en voegt dan de kofschipregel toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je altijd zo kort mogelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Bijvoeglijke naamwoorden met het achtervoegsel -loos schrijf je zonder -n.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Periodes in de geschiedenis worden aangeduid met namen met een hoofdletter.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Bij de titel van een boek schrijf je alleen de eerste letter met een hoofdletter.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

De volgende woorden zijn goed gespeld: cassière, gemakkelijk, interesseren, lifeoptreden, permitteren, raketten.
Is deze bewering juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Woorden die zijn afgeleid van feestdagen, schrijf je met een hoofdletter.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer letters van een woord zijn weggelaten, gebruik je een apostrof.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

In een samenstelling gebruik je een liggend streepje in plaats van een trema om verkeerd lezen te voorkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Aan de naam Ilse de Reus-van Klompen kun je zien dat zij een partner heeft of had.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Het weglatingsstreepje gebruik je als een deel van een woord of en woord wordt weggelaten.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

In de volgende zin is de interpunctie correct toegepast:
Ik dacht bij mezelf: 'Wanneer zou hij het eindelijk opbiechten?'
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag