12-04 Starten met 11.1

Welkom bij wiskunde
Pak alvast je spullen.
(Boek, Schrift, Pen)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij wiskunde
Pak alvast je spullen.
(Boek, Schrift, Pen)

Slide 1 - Tekstslide

Programma & Lesdoelen
- Leerlingen thuis
- Planning dit hoofdstuk
- Uitleg Paragraaf 11.1
- Zelfstandig werken
(op dit punt mogen de leerlingen
thuis uit de vergadering)
- Afsluiting
Lesdoelen:
- Goede start maken met hoofdstuk 11.

Slide 2 - Tekstslide

Leerlingen thuis
Je kijkt/luistert mee met de uitleg.
Daarna ga je zelfstandig aan het werk. (Je mag natuurlijk ook alvast beginnen terwijl ik nog aan het uitleggen ben.)

De planner staat op magister en Teams.

Je mag de vergadering uit bij de dia ''Zelfstandig werken''.

Slide 3 - Tekstslide

Planning dit hoofdstuk
(Planner)

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Wat zijn variabelen?

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Hoeveel kost een tros druiven?
Hoeveel kost een appel?
Hoeveel kost een tros bananen?

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Hoeveel kost een tros druiven?
Hoeveel kost een appel?
Hoeveel kost een tros bananen?
Een tros druiven is €2,00, want 2+2+2=6

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Hoeveel kost een tros druiven?
Hoeveel kost een appel?
Hoeveel kost een tros bananen?
Een tros druiven is €2,00, want 2+2+2=6
€2,00+4 appels = €5,00

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Hoeveel kost een tros druiven?
Hoeveel kost een appel?
Hoeveel kost een tros bananen?
Een tros druiven is €2,00, want 2+2+2=6
€2,00+4 appels = €5,00, dus:
4 appels = €3,00

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Hoeveel kost een tros druiven?
Hoeveel kost een appel?
Hoeveel kost een tros bananen?
Een tros druiven is €2,00, want 2+2+2=6
€2,00+4 appels = €5,00, dus:
4 appels = €3,00, dus 1 appel is 3:4=€0,75

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Hoeveel kost een tros druiven?
Hoeveel kost een appel?
Hoeveel kost een tros bananen?
Een tros druiven is €2,00, want 2+2+2=6
€2,00+4 appels = €5,00, dus:
4 appels = €3,00, dus 1 appel is 3:4=€0,75
€3,00+tros bananen = €4,50, dus een tros bananen = €1,50

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Iemand koopt 46 trossen druiven, 100 appels
en 20 trossen bananen.
Hoeveel moet deze persoon betalen?
Net berekend:
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Iemand koopt 46 trossen druiven, 100 appels
en 20 trossen bananen.
Hoeveel moet deze persoon betalen?
Net berekend:
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  
462+1000,75+201,50=

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Bij een fruitkraam zijn je druiven, appels en bananen te koop.
                                     | Als je iets koopt, kan je daarvan altijd de                                                 | prijs berekenen door te zeggen:                                                                 |
                                     |
                                     |
Prijs aankoop = aantal trossen druiven x €2,00 + aantal appels x €0,75 + aantal trossen bananen x 1,50
Net berekend:
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Bij een fruitkraam zijn je druiven, appels en bananen te koop.
                                     | Als je iets koopt, kan je daarvan altijd de                                                 | prijs berekenen door te zeggen:                                                                 |
                                     |
                                     |
Prijs aankoop = aantal trossen druiven x €2,00 + aantal appels x €0,75 + aantal trossen bananen x 1,50
Dat is alleen wel veel tekst. Daarom gebruiken we vaak variabelen.
Net berekend:
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Bij een fruitkraam zijn je druiven, appels en bananen te koop.
                                     | Als je iets koopt, kan je daarvan altijd de                                                 | prijs berekenen door te zeggen:                                                                 |
                                     |
                                     |
Prijs aankoop = aantal trossen druiven x €2,00 + aantal appels x €0,75 + aantal trossen bananen x 1,50
Je kan dit korter schrijven als:
P = 2,00d + 0,75a + 1,50b
Net berekend:
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Iemand koopt 46 trossen druiven, 100 appels
en 20 trossen bananen.
Hoeveel moet deze persoon betalen?
Prijs aankoop = aantal trossen druiven x €2,00 + aantal appels x €0,75 + aantal trossen bananen x 1,50
Je kan dit korter schrijven als:
P = 2,00d + 0,75a + 1,50b
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken




Als we zoals hier een situatie beschrijven met letters in plaats van woorden, noemen we dat een formule.
Elk van de letters P, d, a en b in deze formule is een variabele.
Prijs aankoop = aantal trossen druiven x €2,00 + aantal appels x €0,75 + aantal trossen bananen x 1,50
Je kan dit korter schrijven als:
P = 2,00d + 0,75a + 1,50b
1 tros druiven = €2,00
1 appel = €0,75 
1 tros bananen = €1,50  

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Met variabelen (letters dus), kun je ook rekenen.
Bijvoorbeeld:
a+a+a=

Slide 19 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Met variabelen (letters dus), kun je ook rekenen.
Bijvoorbeeld:
a+a+a=3a

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Met variabelen (letters dus), kun je ook rekenen.
Bijvoorbeeld:
a+a+a=3a
a+5b2b=

Slide 21 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Met variabelen (letters dus), kun je ook rekenen.
Bijvoorbeeld:
a+a+a=3a
a+5b2b=a+3b

Slide 22 - Tekstslide

Uitleg 11.1: Variabelen optellen/aftrekken
Met variabelen (letters dus), kun je ook rekenen.
Bijvoorbeeld:



Kan nu niet meer korter, want je kan a's en b's niet combineren.
(Het idee dat je appels en bananen niet samen kan nemen)
a+a+a=3a
a+5b2b=a+3b

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig Werken





Leerlingen thuis
mogen nu de
vergadering uit.

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
Controlevraag. Herleid de twee uitdrukkingen hieronder.
1. k + 3f - 22p + 5f + 13p


2. a+b-c+d-e+f-g+h-i+j-k+l-m+n-o+p-q+r-s+t-u+v-w+x-y+z-99

Slide 25 - Tekstslide