chap 5 - grammaire D

le mardi 12 septembre 2023





  • C'est quel jour aujourd'hui?
  • C'est le mardi douze septembre deux-mille-vingt-trois
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

le mardi 12 septembre 2023





  • C'est quel jour aujourd'hui?
  • C'est le mardi douze septembre deux-mille-vingt-trois

Slide 1 - Tekstslide

voca E - page 41




Neem even 5 minuten de tijd om de voca te herhalen. We doen er zo een opdracht mee.

Slide 2 - Tekstslide

français en classe
  • Comment tu t'appelles? 
  • Tu habites où?
  • C'est dans quel pays?
  • C'est aux Pays-Bas.
  • Tu as quel âge?
  • Qui est ton meilleur ami / ta meilleure amie?
  • Mon meilleur ami / Ma meilleure amie, c'est Max / Emma

Slide 3 - Tekstslide

à vous maintenant
  • C'est quel jour aujourd'hui?
  • Comment tu t'appelles? 
  • Tu habites où?
  • C'est dans quel pays?
  • Tu as quel âge?
  • Qui est ton meilleur ami / ta meilleure amie?

Slide 4 - Tekstslide

Ça sent quoi?
Ça sent bon?
  • Oui, ça sent bon.

Ça sent bon?
  • Non, ça ne sent pas bon.
  • Non, ça sent mauvais.

Slide 5 - Tekstslide

Ça sent quoi?

Slide 6 - Tekstslide

het delend lidwoord
Heb je snoepjes?
Tu as des bonbons?

  • Wat staat er in het Nederlands voor 'snoepjes'?
  • Wat staat er in het Frans voor 'bonbons'?
  • Hoe vertaal je het woordje 'des'?

Slide 7 - Tekstslide

het delend lidwoord
Wil je kaas?
Tu veux du fromage?

  • Wat staat er in het Nederlands voor 'kaas'?
  • Wat staat er in het Frans voor 'fromage'?
  • Hoe vertaal je het woordje 'du'?

Slide 8 - Tekstslide

het delend lidwoord
Eet jij vlees?
Tu manges de la viande?

  • Wat staat er in het Nederlands voor 'vlees'?
  • Wat staat er in het Frans voor 'viande'?
  • Hoe vertaal je het woordje 'de la'?

Slide 9 - Tekstslide

het delend lidwoord
Ik wil graag water.
je voudrais de l' eau.

  • Wat staat er in het Nederlands voor 'water'?
  • Wat staat er in het Frans voor 'eau'?
  • Hoe vertaal je het woordje 'de l'?

Slide 10 - Tekstslide

het delend lidwoord
Kortom:
voor een zelfst. naamwoord komt een delend lidwoord als 
- er in het Nederlands geen lidwoord wordt gebruikt
- het gaat om een onbekende / onbepaalde hoeveelheid

Slide 11 - Tekstslide

het delend lidwoord
Faire                   exercices 15a,c,d (pages 22/23)    - 5 minutes
Sneller klaar? lees 15b + faire exercices 15e
                             lees 16ab + faire exercices 16cde, 17ab

Slide 12 - Tekstslide

exercices 15acd - page 22/23
  • Exercice 15a
  • le fromage = de kaas / du fromage = kaas
  • Exercice 15c
  • 1 des
  • 2 des
  • 3 du
  • 4 de la
  • 5 des
  • 6 de la
Exercice 15d
1 des œufs – du thé
2 du pain – du beurre – de l’eau
3 du yaourt – des céréales – du jus d’orange
4 des croissants – de la confiture – du lait
5 Réponse type: du pain, de la confiture, du lait

Slide 13 - Tekstslide

exercices 15acd - page 23
Exercice 15d
  • 1 des œufs – du thé
  • 2 du pain – du beurre – de l’eau
  • 3 du yaourt – des céréales – du jus d’orange
  • 4 des croissants – de la confiture – du lait

  • 5 exemples: du pain, de la confiture, du lait

Slide 14 - Tekstslide

onbepaald
lidwoord:
een
bepaald 
lidwoord:
de / het
delend 
lidwoord:
 -
mannelijk ev
un
le
du
vrouwelijk ev
une 
la
de la
ev met klinker/
stomme h
un / une
l'
de l'
meervoud
-
les
des

Slide 15 - Tekstslide

Na een hoeveelheidswoord / ontkenning 
de of d' 

Je voudrais deux kilos de légumes.

Je ne bois pas d'eau.   




Slide 16 - Tekstslide

Na een hoeveelheidswoord / ontkenning 
Tu as des bonbons?           --> Non, je n'ai pas de bonbons.
Tu veux du fromage?         --> j'ai un kilo de fromage.
Tu manges de la viande? --> Non, je ne mange pas de viande.
Je voudrais de l' eau.        --> Voilà une bouteille d'eau.

Slide 17 - Tekstslide

het delend lidwoord
Faire exercices 15e
Lees 16ab + faire exercices 16cde, 17ab

Slide 18 - Tekstslide

Sleepvraag

1. Je mange .......................... pizza (v). 
2. il a acheté ......................... huile. (v)  
3. j'ai mangé ........................ légumes (mv)
4. Je bois ........................ thé. (m) 

de l'
des
de la 
du

Slide 19 - Sleepvraag

Je mange souvent .............. fruits!
A
de la
B
du
C
des
D
de l'

Slide 20 - Quizvraag

Ma mère boit ............... lait à chaque repas.
A
de la
B
du
C
des
D
de l'

Slide 21 - Quizvraag

Je mange parfois .............. viande.

Slide 22 - Open vraag

Chaque matin, je bois ............. eau.

Slide 23 - Open vraag

Je voudrais deux kilos ....... tomates.

Slide 24 - Open vraag

Je ne veux pas ......... jambon.

Slide 25 - Open vraag

Elle boit peu ........... eau
A
de l'
B
d'
C
de
D
des

Slide 26 - Quizvraag

Lidwoord na aimer, adorer, préférer & détester
Na de werkwoorden aimer, adorer, préférer & détester:
le/la/l'/les 

J'aime la viande!                        --> ik houd van vlees!
Je déteste les poivrons         - -> ik vind paprika's vies. 

Slide 27 - Tekstslide

Je préfère ........ légumes.

Slide 28 - Open vraag

Vous aimez ............ chocolat?
A
des
B
de
C
les
D
le

Slide 29 - Quizvraag

mannelijk
vrouwelijk
meervoud
klinker / stomme h
geen lidwoord in Nederlandse zin
du
de la
des
de l'
na ontkenning of hoeveelheidswoord
de 
de 
de 
d'
na getallen
-
-
-
-
na werkwoorden aimer, adorer préférer & détester
le 
la
les
l'

Slide 30 - Tekstslide

Je veux ...... eau

Slide 31 - Open vraag

Madame Dusud aime .......... pâtes.
A
des
B
de la
C
les
D
du

Slide 32 - Quizvraag

Je voudrais deux kilos ............. tomates
A
des
B
de
C
les
D
de la

Slide 33 - Quizvraag

Il y a ................ légumes?
A
les
B
des
C
de
D
du

Slide 34 - Quizvraag

Is de volgende zin goed of fout:
'J'ai mangé de quatre tomates'
A
goed
B
fout

Slide 35 - Quizvraag

Ils préparent .............. pizzas tous les samedis!
A
de la
B
du
C
des
D
de l'

Slide 36 - Quizvraag

Vertaal: Ils préparent des pizzas tous les samedis.

Slide 37 - Open vraag

Tu bois souvent............... coca?
A
de la
B
du
C
des
D
de l'

Slide 38 - Quizvraag

Vertaal: Tu bois souvent du coca?

Slide 39 - Open vraag

Na een hoeveelheidswoord & na een ontkenning: 
de of d' 
exemples:
Je voudrais deux kilos de légumes.
Je ne bois pas d'eau.   
Ook woorden als beaucoup, une bouteille, un peu etc.: hoeveelheidswoorden

MAAR: Als er een getal staat gebruik je geen delend lidwoord of de/d' !
Exemple: je voudrais trois tomates. 

Slide 40 - Tekstslide

J'achète une bouteille ....... jus d'orange.

Slide 41 - Open vraag

Elle ne mange pas ......... viande.

Slide 42 - Open vraag

Lidwoord na aimer, adorer, préférer & détester
Na de werkwoorden aimer, adorer, préférer & détester:
le/la/l'/les 

J'aime la viande!                        --> ik houd van vlees!
Je déteste les poivrons         - -> ik vind paprika's vies. 

Slide 43 - Tekstslide

Mon frère adore ........ chocolat.

Slide 44 - Open vraag

Je déteste ............ oranges?
A
des
B
de
C
les
D
le

Slide 45 - Quizvraag

Je veux ...... eau

Slide 46 - Open vraag

Et qu'est-ce que tu bois au petit déjeuner?

Slide 47 - Open vraag

Qu'est-ce que tu manges au dîner?

Slide 48 - Open vraag