BS2: Genenparen

H3. Genetica
3.2      Genenparen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H3. Genetica
3.2      Genenparen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 2
- samen inoefenen
- zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Locus
Chromosomen komen voor in paren. De plaats van een gen op het chromosoom, noem je een locus (meervoud loci).

Een gen is het stukje DNA dat codeert voor een of meer eigenschappen

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 

  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 5 - Tekstslide

Allelen
Genen hebben verschillende varianten (allel/allelen), bijv. het allel voor zwart haar of het allel voor blond haar.

Deze allelen kunnen in verschillende combinaties voorkomen

Slide 6 - Tekstslide

Genotypes
Homozygoot dominant (BB)
Heterozygoot (Bb)
Homozygoot recessief (bb)

Wat is het fenotype/genotype?
Het allel voor welke oogkleur is dominant?

Slide 7 - Tekstslide

Dominant en recessief

Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype (ook als er maar één dominant allel is).






Dominante allel: HOOFDLETTER
Recessieve allel: kleine letter

Slide 8 - Tekstslide

BB: homozygoot dominant
bb: homozygoot recessief
Bb: heterozygoot

Homo = hetzelfde
Hetero = verschillend

Slide 9 - Tekstslide

Genotypen noteren
Dominant allel - hoofdletter
Recessief allel - kleine letter

BB = homozygoot dominant
Bb = heterozygoot
bb = homozygoot recessief

Slide 10 - Tekstslide

Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.

Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.

Slide 11 - Tekstslide

Intermediair fenotype
Intermediair fenotytpe:
beide allelen komen tot uiting in het fenotype

Slide 12 - Tekstslide

Maar... Soms zijn twee genen even sterk.

We praten dan niet van dominant / recessief



 maar van een intermediair fenotype.

Slide 13 - Tekstslide

Onvolledig dominant
  • Oogkleur
  • Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
  • Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant

Slide 14 - Tekstslide

 Codominantie
Bij codominantie komen de eigenschappen van beide dominante allelen volledig tot uiting.

Beide allelen worden aangegeven met een hoofdletter en een variantsaanduiding:
Rood: Ar  en Geel: Ag

Slide 15 - Tekstslide

Onvolledig dominant
Intermediair 

Slide 16 - Tekstslide

Genetica
In de genetica 
(= erfelijkheidsleer) worden genen aangegeven met letters.

Hiermee kun je bijv. voorspellingen doen over de erfelijke eigenschappen van nieuwe generaties.

Slide 17 - Tekstslide

Recombinatie
Recombinatie is het herverdelen van erfelijke eigenschappen enleidt tot genetische variatie onder nakomelingen.

Genetische variatie is belangrijk voor het overleven van een soort.

Slide 18 - Tekstslide

Mutaties
Een mutatie is een plotselinge verandering van het genotype. Dit kan natuurlijk gebeuren door een foutje bij het kopiëren van het DNA.

Een mutagene stof en straling kunnen ook een mutatie opwekken (op een "onnatuurlijke wijze).

Een organisme waarbij de mutatie tot uiting
komt in het genotype noemen we een mutant

Slide 19 - Tekstslide

Mutaties in het nageslacht
Een mutatie in een lichaamscel heeft geen gevolgen voor het nageslacht.

Als de mutatie zich voordoet in een geslachtscel, kan deze worden overgedragen aan de nieuwe generatie.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Samen inoefenen/huiswerk
We maken samen opdracht 14

Zelfstandig werken: opdracht 14 t/m 23
compact 16,17, 18, 19, 21, 23
Dit is ook het huiswerk
Klaar kijk na met een nakijkboekje
Pak je leesboek of ga rustig iets voor jezelf doen

Slide 22 - Tekstslide

Genetica §3.3  'monohybride kruisingen' 
Na deze les: 
  • Weet je hoe je een monohybride kruising opstelt
  • Kan je voorspellingen doen over het genotype en fenotype van nageslacht uit een kruising 
  • Ken je het verschil tussen homozygoot en heterozygoot

Volgende les: 
  • Gaan we deze kennis toepassen op stambomen 

Slide 23 - Tekstslide

In een bepaalde populatie fruitvliegen hebben alle individuen het genotype rr voor een bepaalde eigenschap. Als gevolg van een erfelijke verandering tijdens de vorming van een zaadcel ontstaat een individu Z met genotype Rr.

Hoe wordt het proces van erfelijke verandering genoemd waardoor het genotype Rr van individu Z kon ontstaan?
A
Modificatie
B
Monohybride aanpassing
C
Selectie
D
Mutatie

Slide 24 - Quizvraag

Individu Z (Rr) krijgt een groot aantal nakomelingen in de eerste en volgende generaties. Individuen met genotype Rr of RR hebben tweemaal zoveel kans de leeftijd te bereiken waarop ze tot voortplanting kunnen komen als individuen met genotype rr.

Welk deel van de eerste generatie nakomelingen van individu Z heeft een vergrote kans op voortplanting?
A
1/2
B
3/4
C
1/4
D
0

Slide 25 - Quizvraag

Aan een pijlkruidplant kunnen 3 bladtypen voorkomen:
- onder water 'lintvormig',
- drijvend op het wateroppervlak 'ovaal'
- en boven water 'pijlvormig'.

Hoe wordt de ontwikkeling van een blad bij het pijlkruid bepaald?
A
willekeurig
B
milieufactoren
C
erfelijke factoren
D
zowel erfelijke als milieufactoren

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video