Fictie Tijd in verhalen Vertelperspectief

Fictie - Tijd in verhalen Vertelperspectief
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie - Tijd in verhalen Vertelperspectief

Slide 1 - Tekstslide

Tijd in verhalen

Slide 2 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving

Slide 3 - Tekstslide

  • Chronologisch - van begin tot eind- 
  • Vooruitblikken - -flashforward
  • Terugblikken- flashback

Tijd in verhalen

Slide 4 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Verteltijd
De tijd die nodig is om een verhaal te vertellen. 
Vertelde tijd

De tijd die in een verhaal verloopt. 
Chronologische volgorde

De gebeurtenissen staan in de volgorde waarin ze gebeurt zijn. 

Soms zijn er terugverwijzingen
Niet-chronologische volgorde

De gebeurtenissen lopen door elkaar Er zijn flashbacks en flashforwards

Slide 5 - Tekstslide

Fictie: tijd in verhalen + perspectief

Slide 6 - Tekstslide

Tijd in verhalen
  1. Tijd waarin een verhaal zich afspeelt
  2. Vertelde tijd
  3. Verteltijd

Slide 7 - Tekstslide

Tijd in verhalen
Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd. 
Bijvoorbeeld: aan het begin van de vorige eeuw, de tijd van de Eerste Wereldoorlog. Of nu, in deze tijd. 
Als verhalen in een andere tijd spelen, dan zullen personen zich op een andere manier gedragen. 
Bijvoorbeeld: in de Middeleeuwen hadden mensen andere ideeën over het geloof. 

Slide 8 - Tekstslide

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Hij/zij-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 9 - Tekstslide

Vertelperspectief


  • hij/zij-vertelperspectief
  • ik-vertelperspectief

Slide 10 - Tekstslide

Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, wordt het verhaal aan jou gepresenteerd vanuit een bepaald standpunt. Dit noem je het vertelperspectief.
Je kent de volgende vertelperspectieven:
  • Ik vertelperspectief
  • Hij/Zij vertelperspectief
  • Alwetend vertelperspectief

Slide 11 - Tekstslide

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Hij/zij-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 12 - Tekstslide

Perspectief en vertelsituaties
  • ik-vertelperspectief
  • hij/zij-vertelperspectief
  • alwetend perspectief

Slide 13 - Tekstslide

Verhaalbegin en verhaaleinde
Proloog
een apart hoofdstuk vooraf aan het eerste hoofstuk, uitleg personages, waarom?

Epiloog
een apart hoofdstuk na het laatste hoofdstuk, terugblik op de gebeurtenissen.

Slide 14 - Tekstslide

De hoofdpersoon maakt een ontwikkeling door. 
Hebben de personages telefoons?
Speelt het verhaal zich af op een school?
Tijd
Ruimte
Personages

Slide 15 - Sleepvraag

Een verhaal kan op veel manieren... oproepen.
Als de ... zinnen van een verhaal je boeien, lees je waarschijnlijk verder.
Een verhaal is ook spannend als het in een  ... omgeving speelt.
De ... kan ook een rol spelen:  als iets 's nachts gebeurt, is het spannender dan als het overdag gebeurt.
Een goed verhaal wekt ... op. 
spanningsvragen
leuke
eerste
laatste
spanning
griezelige
gezellige
tijd

Slide 16 - Sleepvraag

Chronologische tijd
Vertelde tijd
Historische tijd
In welke tijd het verhaal zich daadwerkelijk afspeelde
De tijdsduur die in het verhaal wordt beschreven
De volgorde waarin het verhaal zich daadwerkelijk afspeelde

Slide 17 - Sleepvraag

Opfrissen begrippen verhaalanalyse
Verteltijd
Vertelde tijd
De tijd die het kost om een verhaal (voor) te lezen.
De totale tijd die binnen het verhaal verstrijkt.

Slide 18 - Sleepvraag

Vertelde tijd
Verteltijd
Chronologisch
Niet-chronologisch
Flashback
Flash forward
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
Leestijd.
Op volgorde van tijd
"overmorgen-vandaag-morgen"
Terugblik
Vooruitblik

Slide 19 - Sleepvraag

Tijdsperspectief 
Mening
Vertelperspectief
Personages - round character
Personages - flat character
Het goochelen met de tijd
Het verhaal kan met de gebeurtenissen mee worden verteld.
Het verhaal kan achteraf worden verteld.
Emotief
Realistisch
Moreel
Ik-verteller
Personale verteller (hij-/zij-)
Alwetende verteller
Meestal een hoofdpersoon. Hij of zij maakt een karakterontwikkeling door.
Meestal een bijpersoon. Hij of zij maakt geen karakterontwikkeling door.

Slide 20 - Sleepvraag

vertelperspectief
hoofdpersoon
ik-verhaal
hij/zij-verhaal
karakter
uiterlijk
verandering
Droom ik nog steeds? Ik blijf een paar seconden doodstil liggen.
Nadia bleef staan. "Hallo, ik ben Nadia". Bas liet zijn blik over de tengere brunette glijden.

Slide 21 - Sleepvraag

Tijdsperspectief
mening
Vertelperspectief
Personages
Met de gebeurtenissen mee vertellen
De gebeurtenissen achteraf vertellen
Realistisch
Emotief
Moreel
Ik-verteller
Personaal perspectief
Alwetende verteller
Meervoudig perspectief
Flat character
Round character

Slide 22 - Sleepvraag

Ik-vertelperspectief
Hij/zij-vertelperspectief
Alwetend vertelperspectief
Hij ziet zijn vrienden lopen in de stad. 
Hij zou er morgen wel achterkomen dat je het leven niet kan plannen.
Wat een vervelend mannetje, denk ik terwijl ik zijn kop koffie inschenk. 

Slide 23 - Sleepvraag

Huiswerk voor di
Leren blz. 240/241
Vertelperspectief Tijd in verhalen
Verhaal begin/ verhaaleinde
Maken opdr. 4 en 5

Slide 24 - Tekstslide