neurotransmitters

Neurotransmitters 
Farmacologie

Verpleegkunde leerjaar 3
periode 4, wk 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Neurotransmitters 
Farmacologie

Verpleegkunde leerjaar 3
periode 4, wk 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Start opdracht
Stukje theorie Neurotransmitters
LessonUp casuïstiek en vragen

Gebruik de lijst met 
ANKERBEGRIPPEN tijdens de les

Slide 2 - Tekstslide

waar denk jij aan bij Neurotransmitters?

Slide 3 - Woordweb

Start opdracht
Neem even 5/10 minuten de tijd om de lijst met ANKER begrippen door te lezen 

Zoek zoveel mogelijk medicijnen van de lijst bij de ziektes op in het Farmaceutisch Kompas en noteer dit op je lijst of op je laptop. Houdt het FK gereed op je laptop.

Slide 4 - Tekstslide

Een chemische stof die signalen overdraagt tussen zenuwcellen in de hersenen en het zenuwstelsel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is een neurotransmitter?
A
Een chemische stof die signalen overdraagt tussen zenuwcellen in de hersenen en het zenuwstelsel
B
Een spiervezel die verantwoordelijk is voor spiercontractie
C
Een hormoon dat de prikkeloverdracht reguleert in de hersenen
D
Een enzym dat helpt bij de spijsvertering dat wordt gereguleerd in de hersenen

Slide 7 - Quizvraag

Voorbeeld(en) van ziektes en stoornissen die verband houden met neurotransmitters
A
Ziekte van Parkinson
B
Depressie
C
Alle antwoorden zijn juist
D
Bipolaire stoornis

Slide 8 - Quizvraag

Casus dhr Park
Dhr Park is een 68-jarige man die al enkele jaren de diagnose Parkinson heeft. Parkinson is een  aandoening die voornamelijk de motorische functies aantast. Dit komt door een tekort aan dopamine, een belangrijke neurotransmitter in de hersenen.


Huidige situatie: Dhr Park heeft moeite met bewegen, trilt vaak en heeft last van stijfheid. Hij gebruikt medicatie om zijn symptomen te beheersen. Het is cruciaal dat hij zijn medicatie op gezette tijden inneemt om de symptomen onder controle te houden. 
Medicatie: 
Sinemet (Levodopa/Carbidopa) 3x dd 100/25 mg
Rasagilline (MAO-B remmer) 1x dd 1 mg
Pramipexol (Dopamine-agonist) 3x dd 0,5 mg

Slide 9 - Tekstslide

Wat doet de medicatie:

Levodopa/Carbidopa: Levodopa wordt in de hersenen omgezet in dopamine, wat helpt om de symptomen van Parkinson te veminderen. Carbidopa zorgt ervoor dat meer levodopa de hersenen bereikt door de afbraak in het rlichaam te verminderen.

Dopamine-agonisten: Deze medicijnen bootsen de werking van dopamine na in de hersenen.

MAO-B-remmers: Deze medicijnen vertragen de afbraak van dopamine in de hersenen.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de rol van dopamine in het lichaam en waarom is dit belangrijk voor mensen met Parkinson?
A
Dopamine helpt bij de regulatie van de hartslag en bloeddruk
B
Dopamine is een neurotransmitter die betrokken is bij beweging en coördinatie.
C
Dopamine zorgt voor de productie van insuline in de alvleesklier.
D
Dopamine is verantwoordelijk voor de spijsvertering

Slide 11 - Quizvraag

Hoe werkt Levodopa/Carbidopa en waarom is het belangrijk dat dhr Park deze medicatie op gezette tijden inneemt?
A
Levodopa/Carbidopa verhoogt de productie van serotonine in de hersenen.
B
Levodopa/Carbidopa helpt bij de afbraak van vetten in het lichaam.
C
Levodopa/Carbidopa wordt omgezet in dopamine in de hersenen, wat helpt om de symptomen van Parkinson te verminderen.
D
Levodopa/Carbidopa verhoogt de bloeddruk om duizeligheid te voorkomen.

Slide 12 - Quizvraag

Levodopa wordt altijd icm een decarboxylaseremmer gegeven (carbidopa), waarom is dat?
A
Om de bloed-hersenbarrière te passeren
B
Om de productie van dopamine in de hersenen te verhogen
C
Om de absorptie van levodopa in de maag te verbeteren
D
Om te voorkomen dat levodopa al wordt afgebroken in de bloedbaan voordat het in de hersenen kan komen

Slide 13 - Quizvraag

Vervolg casus..
Dhr Park merkt dat hij na een tijdje is aangekomen in gewicht. Regelmatig is hij ook misselijk en duizelig en heeft hij vaker een droge mond. De thuiszorg verpleegkundige kijkt dhr na en ziet ook dat zijn bloeddruk wat hoger is

Welk van deze bijwerkingen past bij het gebruik van 
Levodopa/Carbidopa en wat is het advies van de 
thuiszorgverpleegkundige -->

Slide 14 - Tekstslide

Welke bijwerkingen van Levodopa/Carbidopa zijn vaak aanwezig en wat zijn dan verpleegkundige adviezen hierbij?
A
Gewichtstoename en verhoogde eetlust; door minder te eten
B
Misselijkheid en duizeligheid; door de medicatie met voedsel in te nemen.
C
Verhoogde bloeddruk en hartslag; door meer te rusten.
D
Droge mond en dorst; door meer water te drinken.

Slide 15 - Quizvraag

Verklaring advies bijwerkingen:
Meest voorkomende bijwerkingen: duizelig /misselijk . Dit gaat meestal binnen een paar weken over, als patiënt gewend is aan dit medicijn.

Tabletten innemen op een lege maag, dan werken ze het best. 
Lukt innemen op een lege maag niet -> 
Neem in met voeding die geen of weinig eiwitten bevatten.

(droge mond en hartkloppingen 
kan ook een bijwerking zijn, minder vaak voorkomend)

Slide 16 - Tekstslide

Praktische Tips
Medicatie-inname: Neem levodopa met water of vruchtensap, niet met melkproducten.
Voedingsschema: Verdeel eiwitrijke voedingsmiddelen gelijkmatig over de dag.

Hydratatie: Drink dagelijks 1,5 tot 2 liter vocht.

Kleine maaltijden: Eet meerdere kleine maaltijden 
per dag om gewichtsverlies te voorkomen 
en de medicatie beter te verdragen

Slide 17 - Tekstslide

Waarom worden dopamine-agonisten en MAO-B-remmers voorgeschreven naast Levodopa/Carbidopa?
A
Om de productie van insuline te verhogen.
B
Om de afbraak van vetten te versnellen.
C
Om de werking van dopamine te versterken en de afbraak ervan te vertragen.
D
Om de bloeddruk te verlagen

Slide 18 - Quizvraag

MAO-B remmers icm Levodopa uitgelegd:
Vroeg stadium: In de vroege stadia van Parkinson kunnen MAO-B-remmers de motorische fluctuaties verminderen en het begin van de behandeling met levodopa uitstellen.


Later stadium: Bij patiënten die al levodopa gebruiken, 
kunnen MAO-B-remmers de werking en de 
werkingsduur van levodopa versterken. 
Dit leidt tot een langere periode van
 "on-tijd" zonder hinderlijke dyskinesieën

Slide 19 - Tekstslide

Dementie

Slide 20 - Tekstslide

Welke vorm van dementie wordt gekenmerkt door geheugenverlies en is de meest voorkomende vorm?
A
Lewy Body dementie
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemperale dementie
D
ziekte van Alzheimer

Slide 21 - Quizvraag

Casus Mw Jansen
 Mevrouw Jansen is een 78-jarige vrouw die sinds een jaar in een verpleegtehuis woont. Ze is niet zo lang geleden nog gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer, een progressieve vorm van dementie. Haar symptomen zijn onder andere geheugenverlies, desoriëntatie, en moeite met dagelijkse activiteiten.

Donepezil (Aricept):  5 mg 1xdd 
Rivastigmine (Exelon): 1,5 mg 2x dd
Galantamine (Reminyl): 4mg 2x dd

Slide 22 - Tekstslide

Medicatie:

Donepezil (Aricept): Dit is een cholinesterase-remmer die helpt bij het verbeteren van cognitieve functies en het vertragen van de progressie van symptomen. Het wordt vaak gebruikt in de vroege tot matige stadia van Alzheimer
Rivastigmine: Ook een cholinesterase-remmer, die vergelijkbaar werkt als donepezil. Het kan worden toegediend als een pil of als een pleister
Galantamine (Reminyl): Nog een cholinesterase-remmer die helpt bij het verbeteren van geheugen en denkvermogen. Het wordt meestal voorgeschreven in de vroege tot midden stadia van Alzheimer

Slide 23 - Tekstslide

Mevrouw Jansen heeft last van verminderde eetlust en slaperigheid. Welke van de volgende medicijnen is het meest waarschijnlijk de oorzaak van deze bijwerkingen? (mag zoeken)
A
Donepezil (Aricept)
B
Rivastigmine (Exelon)
C
Galantamine (Reminyl)
D
Memantine (Ebixa)

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een belangrijk aandachtspunt voor de verpleegkundige bij mevrouw Jansen, gezien haar verminderde eetlust en slaperigheid?
A
Het verhogen van de medicatiedosering
B
Het observeren van haar slaap- en eetpatroon en gewicht
C
Het verminderen van haar fysieke activiteiten
D
Het stoppen van alle medicatie

Slide 25 - Quizvraag

Welke 2 neurotransmitters hebben een effect bij de ziekte van Alzheimer
(check je Anker begrippen)
A
teveel aan glutamaat, tekort aan acetylcoholine
B
Teveel aan serotonine en tekort aan dopamine
C
Teveel aan noradrenaline en tekort aan GABA
D
Teveel aan histamine en tekort aan endorfine

Slide 26 - Quizvraag

Wat kan je als niet-farmacologische behandeling van dementie nog meer inzetten?

Slide 27 - Open vraag

Niet farmacologische behandeling bij dementie:
Paramedisch: ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, cognitieve stimulatie en rehabilitatie, voedings- en bewegingsinterventies, psychomotorische therapie, muziektherapie.

Basiszorg en hulp bij medicatie-inname. Eventueel in de thuissituatie.

Psychologische/psychiatrische behandeling, kan gedrags- en stemmingsontregelingen voorkomen of verminderen en de kwaliteit van leven verbeteren. (eventueel in combinatie met medicatie)

Medicatie om de ziekte te vertragen. Werkt maar matig en alleen in specifieke gevallen. Veel bijwerkingen.

Materiële maatregelen: ondersteunende technologie, middelen ter ondersteuning van het geheugen (datumklok, agenda) en oriëntatie (GPS), communicatie (communicatieboek), pictofoon (van belang voor het behoud van sociale contacten) hulpmiddelen bij het innemen van medicijnen, vervangende voedingsproducten en maatregelen om de omgeving veilig te maken, advies voor rijvaardigheid en veilig gebruik van middelen in huis, valpreventie

Slide 28 - Tekstslide

Mw Jansen gebruikt 4 mg galantamine 2x per dag, na 6 maanden blijkt geen verbetering in gedrag en functioneren. Wat is je advies? (mag zoeken)
A
Dosering ophogen naar 2x daags 8 mg
B
Dosering ophogen naar 3x daags 5 mg
C
Stoppen met medicijn
D
combineren met NMDA antagonist

Slide 29 - Quizvraag

Werking cholinesterase remmer galantamine
Effectiviteit: Als er na 3 maanden geen merkbare verbetering is in de symptomen van Alzheimer, kan het zijn dat galantamine niet effectief genoeg is voor de patiënt.


Bijwerkingen: Galantamine kan bijwerkingen veroorzaken zoals misselijkheid, braken, diarree, duizeligheid, en hoofdpijn. Als deze bijwerkingen te ernstig zijn, kan het noodzakelijk zijn om te stoppen met de medicatie.

Alternatieve behandelingen: Soms kan een andere behandeling beter geschikt zijn voor de patiënt. Een arts kan besluiten om over te stappen op een ander medicijn/behandeling

Slide 30 - Tekstslide

Epilepsie

Slide 31 - Tekstslide

Casus Anna
Anna is 18 en kreeg haar eerste epileptische aanval op 17-jarige leeftijd. Sindsdien heeft ze regelmatig aanvallen, ondanks medicatie. Ze gebruikt sinds kort levetiracetam (Keppra) en lamotrigine (Lamictal) , maar de aanvallen blijven onvoorspelbaar.

Huidige situatie: Anna woont zelfstandig, maar heeft regelmatig hulp nodig vanwege de frequentie en ernst van haar aanvallen. Ze heeft gemiddeld twee aanvallen per maand, die vaak zonder waarschuwing optreden. Na een aanval is ze meestal gedesoriënteerd en heeft ze hulp nodig bij dagelijkse activiteiten.

Levetiracetam (Keppra): 500 mg, 2xdd (ochtend en avond)
Lamotrigine (Lamictal): 100 mg, 2x dd (ochtend en avond)

Slide 32 - Tekstslide

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 33 - Quizvraag

Wat is een medicijn tegen epilepsie?
(2 goede antwoorden)


A
Carbamazepine
B
Oxybutanine
C
Metoclopramide
D
Clonazepam

Slide 34 - Quizvraag

Je bent bij Anna en ze krijgt ineens een insult. Je gaat midazolam geven, welke toedieningsvorm heeft de voorkeur?
A
tablet
B
IM/oromucosaal/nasaal
C
rectaal
D
pleister

Slide 35 - Quizvraag

Niet farmacologische aandachtspunten bij een insult
Veiligheid voor jezelf, voor anderen.
Kijk of iemand ermee bekend is (armbandje, ketting) en dan in tas kijken voor medicatie.
Iemand niet vasthouden, bewegingen niet tegenhouden.
Niks tussen de tanden stoppen.
Hoofd zo nodig beschermen met iets zachts eronder, dat het hoofd niet op de grond komt.
Eventuele objecten in de omgeving verwijderen, zodat iemand zich hier niet aan kan bezeren.
Tijd bijhouden, zodat je op tijd medicatie gaat geven of alarmslaat als iemand er niet zelf uitkomt.
Als iemand er uitkomt: wees geduldig, geef uitleg, laat rusten etc.


Slide 36 - Tekstslide

Opdracht zelfstandig werken:



Maak zelfstandig het werkblad in Teams,
dit kijken we volgende week na.
 

Slide 37 - Tekstslide