Spelling +burgerschap 10 maart 2023

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
- Inleveren fictietoets Verdacht 2 vandaag
- Onderwerpen verzamelen voor een les over burgerschap.
- We gaan verder met spelling in paragraaf 3.8 in je leerwerkboek Talent 1A.
- Je leert sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting 
PV = De persoonsvorm vind je met de tijdproef. (vt -> tt of tt -> vt)
Zinsdeelproef = ieder zinsdeel dat je vóór de pv kan zetten.
Zet zinsdeelstrepen nadat je de zinsdeelproef hebt gedaan.
WG = Werkwoordelijk gezegde = alle ww in de zin.
O = Onderwerp van de zin = wat of wie + wg
LV = Lijdend voorwerp = wat of wie + wg + O (zit niet in elke zin!)
LW = Lidwoorden: de, het, een. Lidwoorden horen bij een znw.
ZNW = Zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: de oom, Karel, het respect, de roos, het hertje, de regen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fictietoets 2 inleveren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Burgerschap 
Wie weet wat dit betekent?

Over een paar week gaan we in een les burgerschap met elkaar in gesprek over een onderwerp.
Wat vind je ervan en waarom?
En waarom heeft iemand een andere mening?
Wat als je van mening verschilt?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

KLASSIKAAL 

Maak met je klas afspraken hoe je in de klas met elkaars mening omgaat. Leg de leerlingen uit dat er altijd verschillen zijn: zowel bij kleine als bij grote onderwerpen.

Belangrijk is dat je je altijd bewust bent van je eigen standpunt en open staat voor andere meningen. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is soms nog knap lastig.

Vertel de leerlingen dat wat jij vindt, niet persé hoeft te zijn wat de ander ook vindt. Zélfs niet als al je vrienden het met je eens zijn! Het vormen en uiten van een mening is geen wedstrijdje ‘meeste stemmen gelden’. Er moet ruimte zijn voor verschillende meningen.

Naar elkaar luisteren, elkaar begrijpen, maar het helemaal niet eens zijn… dat kan!  
Welke onderwerpen
Schrijf een, twee of drie onderwerpen op die je heel graag wil bespreken tijdens een les burgerschap.
Schrijf een, twee of drie onderwerpen op die je liever niet zou willen bespreken tijdens een les burgerschap in de klas.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke werkwoorden in de verleden tijd

Van sommige werkwoorden verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet. 
Hele werkwoord: lopen, fluiten, snijden.
Ik-vorm tegenwoordige tijd: ik loop, ik fluit, ik snijd.
Verleden tijd enkelvoud: hij liep, zij floot, Herman sneed.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

-d of -t bij sterk werkwoord?
Een handige tip!

Eindigt een sterk werkwoord op een -d of een -t?

Maak het werkwoord langer.
Ik vond of vont? Vonden, dus ik vond
Ik beet of beed? Beten, dus ik beet

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
Maak oefening 4, 5, 6 en 7 van paragraaf 3.8 die begint op bladzijde 177 van je leerwerkboek Talent 1A.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm (pv) vind je door de tijd van de zin te veranderen.
Het werkwoordelijk gezegde (wg) bestaat uit de pv en alle andere werkwoorden in de zin.
Alle woorden voor de pv zijn één zinsdeel.
Zinsdeelproef: verander de zin door andere woorden voor de pv te plaatsen. Zo vind je de zinsdelen van de zin.
Zinsdeelstrepen: je geeft zinsdelen in de zin aan met zinsdeelstrepen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies