Erfelijkheid diagnostische toets

Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder?
En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?
A
Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
B
Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.
C
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
D
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder?
En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?
A
Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
B
Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.
C
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
D
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder

Slide 1 - Quizvraag

Een plant kan nakomelingen krijgen via geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Wanneer de omstandigheden ongunstig zijn, 'kiest' de plant meestal voor...
A
Ongeslachtelijke voortplanting omdat dan de variatie in nakomelingen het grootst is.
B
Ongeslachtelijke voortplanting omdat dan de variatie in nakomelingen het kleinst is.
C
Geslachtelijke voortplanting omdat dan de variatie in nakomelingen het grootst is.
D
Geslachtelijke voortplanting omdat dan de variatie in nakomelingen het kleinst is.

Slide 2 - Quizvraag

In de stamboom is van een aantal leden van een familie weergegeven of zij korte of normale vingers hebben. Mensen die de erfelijk bepaalde afwijking 'korte vingers' hebben, missen een kootje in één of meer vingers.
Margriet en Kees verwachten hun derde kind.

Hoe groot is de kans dat dit kind normale vingers heeft?

A
0
B
1/4
C
1/2
D
2/3

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Deze ziekte is dominant, en wordt aangeduid met 'A'.
Wat is het genotype van de door de ziekte aangedane personen in de stamboom hiernaast?
A
AA
B
Aa
C
AA of Aa
D
aa

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Is de eigenschap (zwart) dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief
C
Te weinig informatie

Slide 7 - Quizvraag

Kan de eigenschap (zwart) X-chromosomaal zijn of niet?
A
Ja, dat zou kunnen
B
Nee, dat kan niet
C
Te weinig informatie

Slide 8 - Quizvraag

De volgende vragen gaan over deze stamboom

Slide 9 - Tekstslide

Is in deze stamboom één van de eigenschappen dominant?
A
Ja, gestreept is dominant
B
Ja, zwart is dominant
C
Ja, wit is dominant
D
Nee, er is niet één van de eigenschappen dominant

Slide 10 - Quizvraag

Is het waarschijnlijk dat twee 'witte' individuen een zwart kind krijgen?
A
Misschien, kan je niet weten
B
Waarschijnlijk niet
C
Waarschijnlijk wel

Slide 11 - Quizvraag

Fruitvliegen
Papa vlieg heeft gekrulde vleugels, mama vlieg is een wildtype. Alle kinderen hebben normale vleugels (wildtype). Van deze nakomelingen worden een mannetje en een vrouwtje gekruist, dat levert de volgende nakomelingen op in de F2:
120 mannetjes met gekrulde vleugels
113 mannetjes met normale vleugels
235 vrouwtjes met normale vleugels
Is het gen voor gekrulde vleugels recessief? En is het X-chromosomaal?

Slide 12 - Tekstslide

Het gen voor gekrulde vleugels is...
A
recessief en X-chromosoomaal
B
dominant en X-chomosomaal
C
recessief en autosomaal
D
dominant en autosomaal

Slide 13 - Quizvraag

Welke vorm van onvolledige overerving zie je hiernaast?
A
Intermediair
B
Co-dominant
C
Multipele allelie
D
Dihybride kruising

Slide 14 - Quizvraag

We bekijken een dihybride gekoppelde overerving met twee heterozygote individuen
-hoeveel verschillende genotypen en hoeveel verschillende fenotypen zijn er in de F1 mogelijk?
A
2 genotypen en 2 fenotypen
B
3 genotypen en 2 fenotypen
C
9 genotypen en 4 fenotypen
D
geen van deze combinaties is juist

Slide 15 - Quizvraag

Bij een dihybride kruising geeft de verhouding 9: 3: 3: 1 ___ aan.
A
Codominantie
B
Multipele allelen
C
Intermediaire dominantie
D
Onafhankelijke overerving

Slide 16 - Quizvraag

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.

In de F2 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:

A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
12/16

Slide 17 - Quizvraag

Als een eigenschap wordt bepaald door veel verschillende genen, dan heet dit....
A
Transgeen
B
Polyalleel
C
Dihybride
D
Polygeen

Slide 18 - Quizvraag

Een kind met bloedgroep A is geadopteerd. Men twijfelt wie zijn vader is. Zijn moeder heeft bloedgroep B.
A
zijn vader kan bloedgroep A hebben
B
zijn vader kan bloedgroep AB of A hebben
C
zijn vader kan bloedgroep O of A hebben
D
zijn vader kan bloedgroep AB, O of A hebben

Slide 19 - Quizvraag