H3 regelmatige werkwoorden

le programme d'aujourd'hui 
1. Réviser / herhalen 
a. de regelmatige werkwoorden met: er, ir, re 
b. de ontregelmatige werkwoorden: être , avoir, vouloir , aller, faire , aller 

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

le programme d'aujourd'hui 
1. Réviser / herhalen 
a. de regelmatige werkwoorden met: er, ir, re 
b. de ontregelmatige werkwoorden: être , avoir, vouloir , aller, faire , aller 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe goed weet je nog hoe je de regelmatige werkwoorden moet vervoegen? (présent)
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Regelmatige werkwoorden op -er
Regelmatige werkwoorden op -ir
Regelmatige werkwoorden op -re
Vendre
Finir
Aimer
Choisir
Attendre
Regarder

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Video

Regelmatige werkwoorden op -er, -ir, -re
Vervoegen in de présent

1. Haal -er, -ir of -re van het werkwoord af
Je houdt de stam van het werkwoord over

2. Plak de juiste uitgang erachter. 

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op -er
Je -e
Tu -es
Il / elle / on -e
Nous -ons
Vous -ez
Ils / elles -ent

Slide 6 - Tekstslide

Zet de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm:
1. Vous ( aimer)
3. Tu ( parler)

Slide 7 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden op -ir
Je -is
Tu -is
Il / elle / on -it
Nous -issons
Vous -issez
Ils / elles -issent

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeg:

Nous (finir)
A
Nous finirons
B
Nous finisons
C
Nous finissons
D
Nous finons

Slide 9 - Quizvraag

1. Ils (finir)
2. Je ( choisir)

Slide 10 - Open vraag

Regelmatige werkwoorden op -re
Je -s
Tu -s
Il / elle / on -
Nous -ons
Vous -ez
Ils / elles -ent

Slide 11 - Tekstslide

Vervoeg:

Ils (rendre)
A
Ils rendrent
B
Ils rend
C
Ils rendent
D
Ils rendont

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeg:

Elle (vendre)
A
Elle vend
B
Elle vendre
C
Elle vends
D
Elle vendent

Slide 13 - Quizvraag

Vervoeg in de présent. Geef alleen het juiste werkwoord (zonder onderwerp).

Je (vendre)

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg in de présent. Geef alleen het juiste werkwoord (zonder onderwerp).

Je (finir)

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg in de présent. Geef alleen het juiste werkwoord (zonder onderwerp).

Nous (marcher)

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg in de présent. Geef alleen het juiste werkwoord (zonder onderwerp).

Vous (attendre)

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg in de présent. Geef alleen het juiste werkwoord (zonder onderwerp).

Elles (choisir

Slide 18 - Open vraag

avoir = hebben
être = zijn

Slide 19 - Tekstslide

faire = maken/doen
aller = gaan

Slide 20 - Tekstslide

Vouloir et Pouvoir
Vouloir
Pouvoir
Je
veux
peux
Tu
veux
peux
Il / elle / on
veut
peut
nous
voulons
pouvons
vous
voulez
pouvez
Ils / elles
veulent
peuvent

Slide 21 - Tekstslide

Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Ik kan
Jij mag
Hij kan
Zij mag
Wij kunnen
Jullie mogen
Zij mogen

Slide 22 - Sleepvraag

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 23 - Sleepvraag

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
il, elle, on va
nous allons
tu vas
vous allez
ils vont
je vais

Slide 24 - Sleepvraag

aller (je)
timer
0:20

Slide 25 - Open vraag

aller (tu)
timer
0:20

Slide 26 - Open vraag

aller (nous)
timer
0:20

Slide 27 - Open vraag

faire
(doen)
il/elle/on
ils
tu
je/j'
font
fais
fait
fais

Slide 28 - Sleepvraag

Il (faire) ______ beau?

Slide 29 - Open vraag

Ils (faire) ______ les devoirs?

Slide 30 - Open vraag

nous ______ (faire)

Slide 31 - Open vraag

Je peux
Tu peux
Il peut
Elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Jij mag
Zij mag
Wij kunnen
Zij mogen
Zij mogen
Ik kan 
Jullie mogen

Slide 32 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Vous (vouloir)
A
pouvons
B
pouvez
C
voulons
D
voulez

Slide 33 - Quizvraag

Zet het werkwoord in de juiste vorm.
Elle (pouvoir)
A
peux
B
veux
C
peut
D
veut

Slide 34 - Quizvraag

les devoirs 
Fais les exercices: 7,8,9,10

Slide 35 - Tekstslide