Rekenen H2.1 en 2.2

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Het saldo is het bedrag dat op je bankrekening staat. Een positief saldo heet een creditsaldo en een negatief saldo noem je een debetsaldo. Hoe je een nieuw saldo berekent, leggen we je in deze presentatie uit.





nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 2 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 3 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60

Slide 4 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +

Slide 5 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +
Uitgaven          (€ 30 + € 64,95 = )    €   94,95  -

Slide 6 - Tekstslide

Nieuw Saldo
Voorbeeld
Vorige week had je € 217,60 op je bankrekening. De afgelopen week kreeg je € 68,50 loon op je rekening gestort. Daarnaast stortte je € 40 zakgeld op de rekening. Je hebt € 30 gepind bij de geldautomaat en in de winkel heb je € 64,95 met je pinpas betaald voor een nieuwe computergame. Bereken je nieuwe saldo.




Beginsaldo                                            € 217,60
Ontvangsten  (€ 68,50 + € 40 = )    € 108,50  +
Uitgaven          (€ 30 + € 64,95 = )    €   94,95  -
Eindsaldo                                               €  231,15

Slide 7 - Tekstslide

Op een bankafschrift staat:
vorig saldo € 45
afgeboekt € 12
bijgeboekt € 36

Bereken het nieuwe saldo.

Slide 8 - Open vraag

Het bankafschrift van Erik gaf het volgende aan:
Vorig saldo - € 65
Nieuw saldo € 25

Is Erik's saldo toegenomen of afgenomen? Met welk bedrag?
A
Toegenomen met € 25
B
Toegenomen met € 90
C
Afgenomen met € 65
D
Afgenomen met € 90

Slide 9 - Quizvraag

Het oude saldo op de bankrekening van Feline was € 105 debet. Er werd daarna € 500 bijgeschreven. Feline moest € 135 afschrijven voor gas, water en licht rekening en € 482 voor de huur betalen. Daarnaast pinde Feline nog € 30.

Bereken het nieuwe saldo op de bankrekening van Feline.

Slide 10 - Open vraag

Aan het begin van het nieuwe schooljaar heb je nog € 12 op je rekening staan. Je ouders storten €20 zakgeld op jouw bankrekening. De supermarkt waar jij werkt maakt € 15 salaris naar jou over. Voor de aanschaf van nieuwe boeken betaal je € 40 en voor schriften € 4,50.

Bereken het nieuwe saldo op je bankrekening

Slide 11 - Open vraag

Enkelvoudige rente 
Als je geld op je spaarrekening hebt staan, ontvang je van de bank rente. Vandaag ga je aan de slag met enkelvoudige rente. Dat betekent dat de rente na ieder jaar op een aparte rekening wordt bijgeschreven. De rente wordt niet aan je spaartegoed toegevoegd: dat blijft gelijk.
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 12 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na één jaar?
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 13 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na één jaar?


2 : 100 x € 300 = € 6 aan rente
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 14 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na drie jaar?
enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 15 - Tekstslide

Enkelvoudige rente 
Je hebt een spaarrekening met € 300. Je krijgt 2% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang je na drie jaar?


2 : 100 x € 300 = € 6 --> € 6 x 3 (jaren) = € 18 aan rente


enkelvoudige rente = rentepercentage : 100 x spaarbedrag

Slide 16 - Tekstslide

Op de spaarrekening van Remco staat € 850. Van de bank krijg het 2,4 % rente.

Hoeveel rente ontvangt hij na één jaar?

Slide 17 - Open vraag

Op de spaarrekening van Remco staat € 850. Van de bank krijg het 2,4 % rente.

Hoeveel rente ontvangt hij na drie maanden?

Slide 18 - Open vraag

Vul de ontbrekende bedragen in de tabel in
Spaarbedrag
Rente percentage
Rente na 1 jaar
Rente na:
€ 460
1,3 %
3 jaar
€ 1.350
0,6 %
8 maanden
€ 1.100
0,75 %
1 jaar en 2 maanden
€ 8,25
€ 8,10
€ 5,98
€ 17,94
€ 5,40
€ 9,63
€ 14,38
€ 12,40
€ 4,95
€ 16,30

Slide 19 - Sleepvraag

Aan de slag!
Rekenopdrachten op blz 64 maken
Opdracht 1 t/m 11

Slide 20 - Tekstslide