les niet/geen TC 8.9

 niet - geen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 niet - geen

Slide 1 - Tekstslide

Niet en geen

Je gebruikt de woorden niet en geen om iets te ontkennen. 
Je gebruikt het om NEE te zeggen. 
De zin is negatief.

Slide 2 - Tekstslide

Geen
Bij een negatief antwoord op een vraag gebruik je ook het woordje nee.

Bijvoorbeeld:
Heeft hij een fiets? --> Nee, hij heeft geen fiets. 
Koop je een nieuwe radio? --> Nee, ik koop geen nieuwe radio.
Heb jij een euro voor mij? --> Nee, ik heb geen euro voor jou. 




Slide 3 - Tekstslide

Geen
Geen betekent niet een Achter het woord geen staat altijd een zelfstandig naamwoord (de-woord of een het-woord). 

Bijvoorbeeld:
Hij heeft geen fiets.                --> bij een woord met een.
Karlijn koopt geen appels.  --> bij meervoud zonder de
Tim drinkt geen water.          --> bij een ding dat je niet kan tellen




Slide 4 - Tekstslide

Niet
In alle andere situaties gebruik je niet.

Bijvoorbeeld:
Hij heeft de fiets niet.
Karlijn koopt de appels niet. 
Tim drinkt het water niet.




Slide 5 - Tekstslide

Niet
Staat soms achteraan in de zin en soms op een andere plek.

Bijvoorbeeld:
Kom je morgen ook?   --> Nee, ik kom morgen niet
Weet je de weg? --> Nee, ik weet de weg niet
Heeft hij veel geld? --> Nee, hij is niet rijk.
Werkt hij hard? --> Nee, hij werkt niet hard. 



Slide 6 - Tekstslide

Heb jij een tas?
Nee, ik heb ..... tas.
A
Niet
B
Geen

Slide 7 - Quizvraag

Ga je mee?
Nee, ik ga ..... mee.
A
Niet
B
Geen

Slide 8 - Quizvraag

Ben je bang?
Nee, ik ben ....... bang.

A
Niet
B
Geen

Slide 9 - Quizvraag

Hebben we vandaag een toets?
Nee, we hebben vandaag ....... toets.
A
Niet
B
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Ben je ziek?
Nee, ik ben ...... ziek.
A
Niet
B
Geen

Slide 11 - Quizvraag

Eten jullie thuis vlees?
Nee, wij eten ...... vlees.
A
Niet
B
Geen

Slide 12 - Quizvraag

Ricardo wil vandaag ...... sporten.

A
Niet
B
Geen

Slide 13 - Quizvraag

Ali heeft ..... geld.

A
Niet
B
Geen

Slide 14 - Quizvraag

Erik durft ..... naar de tandarts.

A
Niet
B
Geen

Slide 15 - Quizvraag

De baby wil ..... slapen.

A
Niet
B
Geen

Slide 16 - Quizvraag

Sanne is ..... aardig tegen mij.

A
Niet
B
Geen

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb hier ..... computer.

A
Niet
B
Geen

Slide 18 - Quizvraag

Ben je moe?
Nee,

Slide 19 - Open vraag

Heb jij een auto?
Nee,

Slide 20 - Open vraag

Hebben wij huiswerk?
Nee,

Slide 21 - Open vraag