In het deeltje in een doosje model zijn de wanden niet ondoordringbaar
De wanden worden gezien als een energie barrière
Slide 5 - Tekstslide
Tunneling
Het doosje kunt je ook zien als energieput, waar energie aan het deeltje moet worden toegevoegd zodat het kan ontsnappen
Energie barrière = grijze gebied in plaatje = een gebied waarin het opgesloten deeltje kinetische energie verliest aan bijvoorbeeld de elektrische energie doordat het elektrisch veld in de barrière tegengesteld gericht is.
Slide 6 - Tekstslide
Hoogte barrière
Hoogte wand = uittree energie, energie nodig om deeltje vrij te maken.
Bij een elektron: uittree energie = ionisatie energie
Uittree-energie
Slide 7 - Tekstslide
Breedte barrière
Breedte barrière = breedte wanden van het doosje = de uitgebreidheid van het tegenwerkende krachtveld
De energie barrière neemt sterk af me de afstand tot de kern
Slide 8 - Tekstslide
voorbeeld Tunnelen
Een sterk elektrisch veld buiten de energieput trekt aan de elektronen in de put.
Het energieniveau van de barrière buiten het metaal neemt dan sterk af met de afstand
He blijkt dat elektronen met onvoldoende energie om uit de punt te ontsnappen, nu door de barrière heen 'tunnelen'.
Slide 9 - Tekstslide
Tunnelen
Als energie barrières van de wanden van het doosje niet oneindig hoog en breed zijn, dringt de waarschijnlijkheidsverdeling een eindje in de wand door.
Slide 10 - Tekstslide
Tunnelen
Afhankelijk van de hoogte en de breedte van de wand is er ook een kleine kans dat je het deeltje buiten het doosje kunt waarnemen.
De vorm en hoogte van de waarschijnlijkheidsverdeling in en buiten de energie barrière hangt ook af van de energie en de massa van het deeltje
Slide 11 - Tekstslide
Tunnelen hangt af van:
Hoogte van de energie barrière: hoe hoger hoe kleiner de kans op tunnelen
Breedte van de energie barrière: hoe breder hoe kleiner de kans op tunnelen
Massa van het opgesloten deeltje: hoe groter, hoe kleiner de kans op tunnelen
De energie van het opgesloten deeltje: hoe kleiner hoe kleiner de kans op tunnelen
Slide 12 - Tekstslide
Scanning tunneling microscoop
Er wordt een zeer gedetailleerd beeld gemaakt van een geleidend oppervlak.
Je kan individuele atomen zien
Uiteinde naald STM is slechts 1 atoom dik
Met de naald wordt het oppervlak van het materiaal afgetast
Slide 13 - Tekstslide
Scanning tunneling microscoop
De naald beweegt op atomaire afstand langs het oppervlak van het preparaat
voor elektronen in de punt van de naald is het gebied tussen de naald en het oppervlak de barrière waar ze doorheen kunnen tunnelen
Slide 14 - Tekstslide
Scanning tunneling microscoop
Tussen de naald en het oppervlak wordt een elektrische spanning aangelegd waardoor er een klein tunnelstroompje loopt tussen de naald en het oppervlak
De grootte van de stroomsterkte neemt sterk af als de afstand tussen het naaldje en het oppervlak toeneemt.
Slide 15 - Tekstslide
Scanning tunneling microscoop
Door de stroomsterkte constant te houden blijft de afstand tot het oppervlak gelijk
steekt het oppervlak uit dan moet het naaldje dus omhoog
Je krijgt zo een soort hoogtekaart van het geleidend oppervlak en individuele atomen worden nu zichtbaar
Slide 16 - Tekstslide
Alfaverval
Alfa verval is een voorbeeld van tunneling
de sterke kernkracht houdt in de kern protonen en neutronen bij elkaar
de kracht neemt snel af met de afstand
Slide 17 - Tekstslide
Alfaverval
De sterke kernkracht houdt de deeltjes opgesloten en zorgt voor een hoge energie barrière voor alle deeltjes in de kern
de waarschijnlijkheidsverdeling van 2 protonen en 2 neutronen (= alfadeeltje) in een instabiele atoomkern strekt zich een beetje uit in en buiten de energie barrière
Slide 18 - Tekstslide
Alfaverval
Doordat de kernkracht snel afneemt met de afstand tussen de kerndeeltjes, wint buiten de kern de afstotende elektrische kracht tussen de positieve protonen en het positieve alfadeeltje het van de aantrekkende kracht tussen de kerndeeltjes
Slide 19 - Tekstslide
Alfaverval
Het alfadeeltje buiten de kern wordt door de afstotende elektrische kracht weggeschoten als het uit de kern is getunneld.
Slide 20 - Tekstslide
Volgens de klassieke mechanica kan een deeltje alleen over een barrière heenkomen als geldt:
A
E_kin> E_barrière
B
E_kin< E_barrière
C
E_barrière = 0 Joule
D
Dat is niet mogelijk
Slide 21 - Quizvraag
Hoe vaak kan een deeltje aan de andere kant van een barrière komen terwijl dat volgens de klassieke mechanica niet kan?
A
altijd
B
soms
C
nooit
D
daar kun je geen uitspraak over doen
Slide 22 - Quizvraag
Wanneer neemt de kans op tunneling van een deeltje af?
A
De energiebarrière is laag
B
De energiebarrière is smal
C
Het deeltje heeft veel kinetische energie
D
Grote massa van het deeltje
Slide 23 - Quizvraag
Waarop berust werking van een STM niet:
A
de groottte van de debroglie golflengte van de elektronen
B
het golfkarakter van elektronen
C
Het verkleinen van de barrière door het aanleggen van een spanning
D
Het tunnelen van elektronen
Slide 24 - Quizvraag
Protonen blijven in een atoomkern opgesloten door een hoge energiebarrière veroorzaak door:
A
de zwakke kernkracht
B
de sterke kernkracht
C
de elektromagnetische kracht
D
de zwaartekracht
Slide 25 - Quizvraag
Herhaling straling
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Als alfa straling door een atoom wordt uitgezonden, wordt het atoom hierna:
A
een positief geladen ion
B
een negatief geladen ion
C
een neutraal atoom maar met een ander atoomnummer
D
kan zowel positief als negatief zijn, afhankelijk van de energie van het alfa-deeltje
Slide 39 - Quizvraag
Plutonium-240 vervalt en er ontstaat een vervalreeks. Uiteindelijk ontstaat het stabiele Lood-208. Hoeveel alfa- en hoeveel beta min-deeltjes zijn hierbij vrijgekomen?
A
16 keer alfa en 20 keer beta min
B
3 keer alfa en 16 keer beta min
C
8 keer alfa en 4 keer beta min
D
8 keer alfa en geen beta min
Slide 40 - Quizvraag
Uitwerkingen
Alfa-straling zorgt voor een afname van het massagetal met 4. Plutonium heeft een massagetal van 240 en lood van 208, dat is 32 verschil. 32/4 = 8. Er komen dus 8 alfa-deeltjes vrij.
Alfa straling zorgt voor een afname van het atoomnummer met twee. Er komen 8 deeltjes vrij, dus 2*8 = 16 gaat het atoomnummer naar beneden: 94-16 = 78.
Beta min straling zorgt voor een toenamen van het atoomnummer met 1. Je moet uitkomen op 82, dat is 4 meer, dus 4 keer beta min straling.
Slide 41 - Tekstslide
Je hebt 10 mg jodium-131 ingespoten gekregen als tracer. Je mag het ziekenhuis verlaten als er nog maar 6,25 % van het Jodium-131 over is. Na hoeveel dagen mag je het ziekenhuis verlaten? Je hoeft alleen het getal te vermelden, geen eenheid.
Slide 42 - Open vraag
beta-min straling ontstaat door:
A
het verval van een neutron in de kern tot een proton en een elektron
B
het verval van een proton in de kern tot een neutron en een positron
C
het uitzenden van een heliumkern uit de kern
D
het beschieten van een kern met een neutron
Slide 43 - Quizvraag
Welke stof ontstaat na het verval van xenon-133?
A
Jodium-133
B
Xenon-134
C
Xenon-132
D
Cesium-133
Slide 44 - Quizvraag
Een wandelaar vindt in de bergen een stuk graniet. Met de steen in de hand wandelt hij een uur naar huis. Het graniet bevat U-238 en zendt alfa-deeltjes uit. Per seconde worden 45 van deze alfa deeltjes geabsorbeerd in de huid van de hand. De massa van het betreffende stuk huid is 12 gram. Bepaal nu de door het betreffende stuk huid ontvangen stralingsdosis. Geef je antwoord in microgray, dan hoef je geen machten te noteren. Gebruik BINAS tabel 25 bij het oplossen van deze vraag. Je hoeft geen eenheid te vermelden, alleen het numerieke antwoord. LET OP SIGNIFICANTIE!
Slide 45 - Open vraag
uitwerkingen
Je zoekt eerst in BINAS tabel 25 de energie van de vrijgekomen alfadeeltjes op. Deze is gegeven in eV en moet je dus nog omrekenen naar joule door te vermenigvuldigen met 1,6*10-19. De energie vermenigvuldig je met het aantal alfa deeltjes dat de hand per seconde raakt, en dat zijn er 45. Verder houdt de wandelaar de steen 1 uur vast en in 1 uur zitten 3600 seconden. Dus je antwoord nog vermenigvuldigen met 3600 seconden. Je hebt dan de totale energie gevonden. Deze deel je door de massa van de hand, let op dat je deze omrekent naar kg! Je hebt nu de dosis gevonden.