3.4 vermogen herhaling les 3

Vandaag
Herhaling vorige paragraven
V trainer 3.2
vraag 17 Werkboek
Herhaling 3.4
Nog een keer werkboek 3.4 en flitskaarten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Herhaling vorige paragraven
V trainer 3.2
vraag 17 Werkboek
Herhaling 3.4
Nog een keer werkboek 3.4 en flitskaarten

Slide 1 - Tekstslide

welk onderdeel levert elektriciteit?
A
stroomdraden
B
spanningsbron
C
lamp
D
schakelaar

Slide 2 - Quizvraag

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 3 - Quizvraag

Eenheid van spanning
A
Ampere
B
Watt
C
Volt

Slide 4 - Quizvraag

Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 6 - Quizvraag

Wat kun je zeggen van een stroomkring waarvan het lampje brandt?
A
De stroomkring is gesloten
B
De stroomkring is rond
C
De stroomkring is open
D
Er is geen stroomkring

Slide 7 - Quizvraag

Wat verbruikt meer energie?
Een boormachine of een rekenmachine?
A
Boormachine
B
rekenmachine
C
Moet ik opzoeken
D
Geen idee

Slide 8 - Quizvraag

Vermogen =
X
......................
........................
Tijd
energie
Stroomsterkte
Spanning

Slide 9 - Sleepvraag

Mijn laptop werkt op een spanning van 12 v. de stroomsterkte is 2 A
Hoe groot is het vermogen?
A
24 v
B
24 w
C
6 w
D
14 v

Slide 10 - Quizvraag

Wat moet er op de stippellijn? …..................= spanning x stroomsterkte. ​
A
adapter
B
vermogen
C
energie
D
dichtheid

Slide 11 - Quizvraag

Een lampje werkt op een batterij van 6 Volt. De stroomsterkte is 0,5 Ampere. Het vermogen is dan ......... Watt
A
30
B
3
C
12
D
0,6

Slide 12 - Quizvraag

1 KW is….?
A
10 W
B
1000 W
C
100 W
D
10.000 W

Slide 13 - Quizvraag

Hoe groter de spanning en de stroomsterkte, des te ........ is het vermogen
A
kleiner
B
groter

Slide 14 - Quizvraag

150 W = ....... kW
A
1500
B
15
C
1,5
D
0,15

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de eenheid van vermogen?
A
Watt
B
Volt
C
ampere

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Huiswerk bespreken
Iemand nog een vraag over V-trainer 3.2
bespreken vraag 17 van 3.4 WB
de rest nog een keer proberen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Vermogen
vermogen = hoeveel energie een apparaat elke seconde gebruikt = het aantal Watt

Dit reken je uit door:
Vermogen = Stroom x Spanning


Slide 20 - Tekstslide

grootheden en eenheden
grootheid
symbool
eenheid
afkorting
stroomsterkte
I
Ampére
A
spaning
U
Volt
V
vermogen
P
Watt
W
energie
E
kilowattuur
kWh
Uit je hoofd leren

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
Een lamp die werkt op 12 Volt krijgt een stroom van 0,2 A.  Bereken het vermogen van de lamp. 
Gegeven        spanning 12 V         stroomsterkte 0,2 A
gevraagd       vermogen in Watt
Formule          vermogen = spanning x stroomsterkte
uitwerking     vermogen =     12            x      0,2
                            vermogen =    2,4 Watt

Slide 22 - Tekstslide

Zelf maken
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven
gevraagd
formule
uitwerking

Slide 23 - Tekstslide

Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Slide 24 - Open vraag

Oplossing
Gegeven          spanning = 230 V
                             stroomsterkte = 0,005 A
gevraagd        vermogen in Watt

formule            vermogen = spanning x stroomsterkte
uitwerking      vermogen =     230         x     0,005
                             vermogen =   1,15 Watt

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Nog een keer Werkboek 3.4
en oefenen met de flitskaarten

Slide 26 - Tekstslide