hst 3 paragraaf 4 deel 2 "hoe moet ik berekenen met Nask"

hst 3.4 "hoe moet ik berekeningen maken"
Gegeven:       stroomsterkte  3 A
                         spanning      230 V
Gevraagd:      vermogen in Watt
Formule:         vermogen = spanning x stroomsterkte
Uitwerking:    vermogen =      230       x  3
                          vermogen =      690 W

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 3.4 "hoe moet ik berekeningen maken"
Gegeven:       stroomsterkte  3 A
                         spanning      230 V
Gevraagd:      vermogen in Watt
Formule:         vermogen = spanning x stroomsterkte
Uitwerking:    vermogen =      230       x  3
                          vermogen =      690 W

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Na deze les weet je op welke manier je berekeningen moet opschrijven bij het vak Nask 

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Herhaling vorige lessen
tabel grootheden en eenheden
Hoe moet je een rekensom uitrekenen bij nask
voorbeeld
samen doen
zelf doen
formule ombouwen
samen een oefening doen
zelf doen

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
voorgaande lessen

Slide 4 - Tekstslide

Wat is géén spanningsbron?
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Lampje

Slide 5 - Quizvraag

welk onderdeel levert elektriciteit?
A
stroomdraden
B
spanningsbron
C
lamp
D
schakelaar

Slide 6 - Quizvraag

Elektrische stroom vervoert elektrische energie. Hoeveel energie er wordt vervoerd, hangt af van de spanning en de stroomsterkte.
Hier staan vier uitspraken daarover. Welke uitspraak is waar?
A
Als je de stroom inschakelt, komt het vervoer van energie op gang.
B
Als je de stroom uitschakelt, is de spanning ook verdwenen.
C
Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage spanning.
D
Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie er wordt vervoerd.

Slide 7 - Quizvraag

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 8 - Quizvraag

Eenheid van spanning
A
Ampere
B
Watt
C
Volt

Slide 9 - Quizvraag

6 batterijen van 1,5 V worden op de juiste manier in serie geschakeld. dit levert een spanning op van:
A
0 V
B
1,5 V
C
4,5 V
D
9 V

Slide 10 - Quizvraag


A
Stroommeter
B
Spanningsmeter

Slide 11 - Quizvraag

Elektrische spanning druk je uit in
A
Ampère
B
Ohm
C
Volt
D
Watt

Slide 12 - Quizvraag

Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 13 - Quizvraag

Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor soort stroomkring zie je hier?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 17 - Quizvraag

Wat kun je zeggen van een stroomkring waarvan het lampje brandt?
A
De stroomkring is gesloten
B
De stroomkring is rond
C
De stroomkring is open
D
Er is geen stroomkring

Slide 18 - Quizvraag

Metalen zijn..
A
goede geleiders
B
goede isolatoren

Slide 19 - Quizvraag

Welke combinatie van grootheid en eenheid horen bij elkaar?
A
spanning en ampère
B
stroomsterkte en volt
C
spanning en volt
D
volt en ampère

Slide 20 - Quizvraag

grootheden en eenheden
grootheid
symbool
eenheid
afkorting
stroomsterkte
I
Ampére
A
spaning
U
Volt
V
vermogen
P
Watt
W
energie
E
kilowattuur
kWh
Van deze tabel moet je de grootheden en de eenheden die bij elk horen kennen!!!!

Slide 21 - Tekstslide

Hoe moet je een rekensom uitrekenen bij Nask?


Gegeven:        dit staat altijd in de tekst.

Gevraagd:      wat moet er worden berekend?

Formule:        de formule die je nodig bent om het te kunnen uitrekenen.
Uitwerking:  de berekeningen + eenheid

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Een lamp die werkt op 12 Volt krijgt een stroom van 0,2 A.  Bereken het vermogen van de lamp. 

Gegeven        spanning 12 V
                           stroomsterkte 0,2 A

gevraagd       vermogen in Watt

Formule          vermogen = spanning x stroomsterkte
uitwerking     vermogen =     12            x      0,2
                            vermogen =    2,4 Watt

Slide 23 - Tekstslide

Samen
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven


gevraagd

formule
uitwerking

Slide 24 - Tekstslide

Samen
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven          spanning = 230 V
                            stroomsterkte = 0,005 A

gevraagd

formule
uitwerking

Slide 25 - Tekstslide

Samen
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven          spanning = 230 V
                            stroomsterkte = 0,005 A

gevraagd        vermogen in Watt

formule
uitwerking

Slide 26 - Tekstslide

Samen
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven          spanning = 230 V
                            stroomsterkte = 0,005 A

gevraagd        vermogen in Watt

formule            vermogen = spanning x stroomsterkte
uitwerking

Slide 27 - Tekstslide

Samen
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven          spanning = 230 V
                            stroomsterkte = 0,005 A

gevraagd        vermogen in Watt

formule            vermogen = spanning x stroomsterkte
uitwerking      vermogen =     230         x     0,005
                             

Slide 28 - Tekstslide

Samen
Een lamp werkt op 230 V en krijgt een stroom van 0,005 A. Bereken het vermogen van de lamp.

Gegeven          spanning = 230 V
                            stroomsterkte = 0,005 A

gevraagd        vermogen in Watt

formule            vermogen = spanning x stroomsterkte
uitwerking      vermogen =     230         x     0,005
                             vermogen =   1,15 Watt

Slide 29 - Tekstslide

Een lamp werkt op een spanning van 6 volt en een stroomsterkte van 1,5 Ampére. Bereken het vermogen van de lamp.

Slide 30 - Open vraag

vermogen
          :
    spanning              x       stroomsterkte
spanning = 
stroomsterktevermogen
stroomsterkte =
spanningvermogen
vermogen = spanning x stroomsterkte

Slide 31 - Tekstslide

samen
Je hebt een lamp gekocht waarop staat dat hij een vermogen heeft van 5 Watt en een stroomsterkte van 0,022 Ampére. Op welke spanning moet deze lamp worden aangesloten?

Gegeven :  

gevraagd:

formule:
uitwerking:

Slide 32 - Tekstslide

samen
Je hebt een lamp gekocht waarop staat dat hij een vermogen heeft van 5 Watt en een stroomsterkte van 0,022 Ampére. Op welke spanning moet deze lamp worden aangesloten?

Gegeven :  vermogen 5 Watt
                       stroomsterkte 0,022 Ampere

gevraagd:

formule:
uitwerking:

Slide 33 - Tekstslide

samen
Je hebt een lamp gekocht waarop staat dat hij een vermogen heeft van 5 Watt en een stroomsterkte van 0,022 Ampére. Op welke spanning moet deze lamp worden aangesloten?

Gegeven :  vermogen 5 Watt
                       stroomsterkte 0,022 Ampere

gevraagd: spanning in Volt

formule:
uitwerking:

Slide 34 - Tekstslide

samen
Je hebt een lamp gekocht waarop staat dat hij een vermogen heeft van 5 Watt en een stroomsterkte van 0,022 Ampére. Op welke spanning moet deze lamp worden aangesloten?

Gegeven :  vermogen 5 Watt
                       stroomsterkte 0,022 Ampere

gevraagd: spanning in Volt

formule:           spanning = 

uitwerking:
stroomsterktevermogen

Slide 35 - Tekstslide

samen
Je hebt een lamp gekocht waarop staat dat hij een vermogen heeft van 5 Watt en een stroomsterkte van 0,022 Ampére. Op welke spanning moet deze lamp worden aangesloten?

Gegeven :  vermogen 5 Watt
                       stroomsterkte 0,022 Ampere

gevraagd: spanning in Volt

formule:           spanning = 


uitwerking:     spanning =              
                             spanning = 230 Volt
stroomsterktevermogen
0,0225

Slide 36 - Tekstslide

Een lamp heeft een vermogen van 12 watt en werkt op een spanning van 230 volt. Bereken de stroomsterkte op deze lamp.

Slide 37 - Open vraag

aan de slag
 Hst 4 paragraaf 4 geheel afmaken

Slide 38 - Tekstslide