In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Verwijswoorden gebruik je om te verwijzen naar woorden die je eerder in de zin/tekst gebruikt heb.
Regels:- de-woorden: verwijs met deze of dievb. De opdracht die je nog moet maken
- het-woorden: verwijs met dit of datvb. Ik snap het probleem niet. Snap je dat niet?
Evaluatie
Leerdoelen behaald?
Waar moet je nog aan werken?