2.3 Arachne

• Grieks
• Secundair onderwijs

Naar wie / wat verwijst την?

1. de vaardigheid
2. de godin
3. Arachne

Duid de determinatie van θεου aan.

1. acc. v. enk.
2. gen. v. enk.
3. gen. m. enk.
4. acc. m. mv.

Wie is αὐτην?

1. Athena
2. Arachne

Naar welke woorden verwijst ταυτα niet?

1. Πολλακις γαρ λεγει
2. ὁτι ἡ ἑαυτης τεχνη την της θεου ὑπερβαλλει,
3. αὐτην δε εἰς ἀγωνα προκαλει.

Naamval en functie van του Ὀλυμπου?

1. gen. BVBa
2. gen. V
3. gen. BWB
4. gen. BVBs

Welke vertaling van δε past hier het best?

1. en
2. maar
3. onvertaald

Naamval, functie, rol van θεος?

1. voc. aanspr.
2. nom. O
3. nom. BVBa
4. nom. NWD

Wie / wat is αὐτης?

1. Athena
2. Arachne
3. het huis

Duid het onderwerp van ἐστιν aan.

1. Ἀραχνη
2. θεος
3. ἀγωνα

Welk woord is geen BVB?

1. θειον
2. της
3. Ἀθηνης
4. ἐργον

Duid het soort partikel van οὐν aan.

1. ontkennend partikel
2. vragend partikel
3. bindpartikel: verbindend
4. bindpartikel: verklarend

Duid het soort partikel van δε aan.

1. ontkennend partikel
2. bindpartikel: tegenstellend
3. bindpartikel: verbindend
4. bindpartikel: verklarend