In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Deze les:
Kennismaken en bijkletsen
Introductie H17 DNA
Herhalen DNA en DNA vertalen V4
Zelf werken
Slide 1 - Tekstslide
Hoe zou je jezelf omschrijven in 1 woord? Hoe zou je moeder/vader jou omschrijven in 1 woord? Hoe zou je vorige biologiedocent jou omschrijven in 1 woord?
Slide 2 - Open vraag
Periode 1
H17 DNA
H18 eiwitten
Herhaling V4 boek:
H2 cellen
H3 onderzoek doen
Slide 3 - Tekstslide
17.1
Werk deze LessonUp door.
Bekijk de uitlegfilmpjes als je het lastig vindt.
Je mag antwoorden op MC vragen NIET tussendoor verbeteren!
Klaar? Lezen/maken/nakijken 17.1
Slide 4 - Tekstslide
Les 1
Herhalen DNA en DNA vertalen V4
Slide 5 - Tekstslide
Sleepvraag: Zet de begrippen hieronder op volgorde van groot naar klein in de rode vakken.
Gen
Genoom
Nucleotide
Chromosoom
Chromatide
Stikstofbase
Chromosomenpaar
Slide 6 - Sleepvraag
Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul
Slide 7 - Tekstslide
DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Een gen is een stukje DNA.
Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.
Slide 8 - Tekstslide
Chromosoom?
DNA past in de celkern doordat het molecuul is opgerold
DNA rondom histonen (eiwitten)
Histonen vormen nucleosoom (kralenketting)
Gespiraliseerd tot chromatine
Dubbel gespiraliseerd tot chromosoom
Slide 9 - Tekstslide
Methylering en acetylering histonen
Methylering (toevoeging van een -CH3 groep) van een histonstaart zorgt voor meer spiralisatie
Slide 10 - Tekstslide
Methylering en acetylering histonen
Acetylering (toevoeging van een -COOH groep) van een histonstaart zorgt voor minder spiralisatie
Slide 11 - Tekstslide
Nucleotide: kleinste bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase
DNA-
molecuul
Slide 12 - Tekstslide
DNA
DNA is opgebouwd uit vier stikstofbasen: adenine (A), guanine (G), cytosine (C) en thymine (T)
Basen van het DNA Bij de chemische analyse van de basen van het DNA van een bepaald organisme vinden onderzoekers dat 23% van de basen adenine is.
Wat is dan de procentuele samenstelling van de basen van het DNA?
A
23% adenine, 23% cytosine,
27% guanine en 27% uracil
B
23% adenine, 27% cytosine,
27% guanine en 23% uracil
C
23% adenine, 23% cytosine,
27% guanine en 27% thymine
D
23% adenine, 27% cytosine,
27% guanine en 23% thymine
Slide 15 - Quizvraag
Les 2: DNA vertalen en nieuwe stof 17.1
Even opfrissen
Uitleg blok 1: DNA vertalen, '3 eind en '5 eind
Zelf werken
Uitleg blok 2: MTDNA, Short Tandem Repeats (of zelf werken)
Checkvragen
Slide 16 - Tekstslide
De compactheid van chromatine heeft effect op de genexpressie. Hierdoor kan er lastiger een kopie van DNA gemaakt worden om naar de ribosomen te gaan. Vindt in chromatine met compacte structuur veel of weinig genexpressie plaats?
A
Veel
B
Weinig
Slide 17 - Quizvraag
Leg uit waarvoor DNA dubbelstrengs is en RNA enkelstrengs
Slide 18 - Open vraag
Transcriptie DNA en translatie RNA
Slide 19 - Tekstslide
De volgorde van nucleotiden van een stuk DNA bepaalt de volgorde van aminozuren die een eiwit zullen vormen.
RNA is een tijdelijke kopie van dat stuk DNA.
Dit RNA wordt afgelezen (translatie) door een ribosoom.
Een triplet van nucleotiden = codon = info voor 1 aminozuur.
Translatie van het RNA
start
Slide 20 - Tekstslide
Translatie van het RNA
Ribosomen vertalen mRNA in aminozuren --> eiwit ontstaat
codon = 3 basen in het mRNA die coderen voor een aminozuur
startcodon (AUG) = geeft begin van het gen aan
stopcodon (UAA, UAG, UGA) = geeft eind van het gen aan
Slide 21 - Tekstslide
DNA : ACTCGATTACCG Wat is de RNA van deze DNA
A
TGAGCTAATGGC
B
UGAGCUAAUGGC
C
ACTTCGTACGGT
D
TGUGCTUUTGGC
Slide 22 - Quizvraag
De code...
DNA: 2 complementaire strengen
DNA lezen van '3 eind naar '5 eind
DNA bouwen van '5 eind naar '3 eind
Einden krijgen naam door de plek van fostaatgroep aan de nucleotide.
Ezelsbrug: fosfaat zit aan fijf
Slide 23 - Tekstslide
Energie voor koppelen komt uit fosfaatbindingen aan '5 eind van de losse nucleotide
Slide 24 - Tekstslide
Zelf werken
17.1 lezen maken nakijken
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Mt DNA
Mitochondriën worden overgedragen via moeder (bijna altijd)
steeds meer mutaties in de tijd
=
moleculaire klok
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
coderend DNA
een deel van het DNA dat de DNA-sequentie (=code) bevat waarmee ribosomen één of meer eiwitten kunnen synthetiseren
niet-coderend DNA
codeert voor andere moleculen die een regulerende functie hebben bij de synthese van eiwitten
kan repetitief DNA zijn
bestaat uit genen zonder functie
Slide 29 - Tekstslide
Repetitief DNA
In de ATCG volgorde van het niet-coderende DNA zitten veel herhalende stukken: repititief DNA.
Deze stukken hebben verschillende lengtes (2-1000+ nucleotiden).
Korte repeats (herhalingen) van 2-10 (Short Tandem Repeats - STR's) worden gebruikt bij DNA onderzoek (verwantschap, forensisch)
Slide 30 - Tekstslide
STR (short tandem repeats)
DNA - profiel --> uniek patroon van STR's over 13 loci (plaatsen in genoom)
Hoe meer overeenkomstige STR's, hoe meer verwantschap
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Mitochondriaal DNA blijkt geschikt te zijn voor DNA onderzoek. Wat kan je te weten komen met dit type DNA
A
Een vader-kind relatie
B
Een moeder-kind relatie
C
Een ouder-kind relatie
Slide 33 - Quizvraag
Van DNA naar RNA: Wat zijn de verschillen tussen DNA en RNA?