SE-Trainer: kruisingsschema's

Extra uitleg en oefeningen kruisingsschema's

Omdat je het nog niet goed snapt of om het voor het aankomende SE nog te herhalen, omdat het alweer even geleden is.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Extra uitleg en oefeningen kruisingsschema's

Omdat je het nog niet goed snapt of om het voor het aankomende SE nog te herhalen, omdat het alweer even geleden is.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Link

Oefenopgaven
Hierna komen er een flink aantal oefenopgaven.
Hoe meer jij oefent, hoe beter je de opgaven kunt maken!!

                                                                   Blijf oefenen!
                                                                 Schrijf mee!
 

Slide 4 - Tekstslide

Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?

Welk allel is dominant?
Is de kip homozygoot of heterozygoot?
Teken daarna het kruisingsschema op kladpapier.
Gevederde poten
Kale poten
homozygoot
heterozygoot

Slide 5 - Sleepvraag

Op de vorige pagina heb je al vragen beantwoord over deze opgave.
Maar wat is nu het antwoord?

Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 6 - Quizvraag

Uitleg bij de vraag
De haan is heterozygoot (Aa), wordt in het verhaaltje verteld. De dominante eigenschap (A) komt altijd tot uiting. In het verhaaltje wordt verteld dat hij gevederd is. Dit is dus de dominante eigenschap.
De kip is homozygoot recessief (aa), want heeft de recessieve eigenschap kale poten.
P: Aa x aa
geslachtscellen: haan A of a, kip a of a
F1: 



Antwoord op vraag: kans op leverde poten is 50 % (want Aa zorgt voor dat fenotype)

Slide 7 - Tekstslide

Bij bananen vliegen is het allel voor normale vleugels (B) dominant over het allel voor vleugelstompjes (b). Een vrouwtje dat heterozygoot is voor de vleugelvorm wordt gekruist met een mannetje met vleugelstompjes. Maak het kruisingsschema.
B
b
b
b
Bb
Bb
bb
bb

Slide 8 - Sleepvraag

Vragen bij vorige opgave over vleugelvorm:

Wat zijn de kansen op de verschillende genotypen?

En de kansen op de verschillende fenotypen?

Schrijf alle geleerde stappen op. 

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg bij vorige vraag
Wat haal je uit het verhaaltje?
Vrouwtje is heterozygoot, dus Bb. Vrouwtje heeft dus normale vleugels.
Mannetje heeft stompjes, dat is een recessieve eigenschap, dus moet hij wel bb hebben. Had hij namelijk Bb of BB gehad, dan had hij normale vleugels gehad.

P: Bb x bb
geslachtscellen: eicellen (vrouwtje) B of b, spermacellen (mannetje) a of a.
F1:                                   Kansen op genotype: Bb 50%, bb 50% 
                                         Verhoudingen genotype: Bb : bb = 1 : 1
                                         Kansen fenotype: 50% normale vleugels, 50% stompjes
                                         Verhoudingen fenotype: normaal : stompjes = 1 : 1


Slide 10 - Tekstslide

Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.

 
1. De kleuren bruin en wit geven informatie over het .....................................    van de cavia’s

2. De term heterozygoot geeft informatie over het ..................................... van de cavia’s.
Genotype
Fenotype

Slide 11 - Sleepvraag

Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.

 
1. Het genotype van de bruine cavia is:

2. Het genotype van de witte cavia is

3. 
Genotype
Bb
BB
bb

Slide 12 - Sleepvraag

Je kunt nu ook bij vorige vraag een kruisingsschema maken en je conclusies trekken over de kansen op de genotypen en fenotypen. 

Slide 13 - Tekstslide

Een heterozygote man wordt gekruist met heterozygote vrouw.
Wat is het percentages van de heterozygote nakomelingen?

Tip: je kunt dit checken door een schat te maken.
A
25%
B
0%
C
50%
D
100%

Slide 14 - Quizvraag

Bruine ogen zijn bij de mens dominant over blauwe ogen.
Een man met bruine ogen krijgt een dochtertje met blauwe ogen.
Wat is het genotype van de man?


A
Dat kan je niet weten
B
BB
C
bb
D
Bb

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg bij vorige vraag
Als de man aa had, dan had hij blauwe ogen gehad.

Als de man AA had, dan had hij sowieso een A doorgeven aan zijn kind. Zijn kind had dan AA of Aa gehad, afhankelijk van de genen van moeder. in Beide gevallen had dit kind bruine ogen gehad.

Als de man Aa (het goede antwoord) heeft, dan kan hij a doorgeven. Als moeder ook a doorgeeft (moeder moet dan Aa of aa hebben), dan heeft het kind blauwe ogen (genotype aa). 

Slide 16 - Tekstslide

Een homozygote vrouw met bruine ogen krijgt meerdere kinderen van een man met blauwe ogen. Blauw is niet dominant.
Hoeveel % kans hebben zij op een kind met blauwe ogen?
A
100%
B
25 %
C
50 %
D
0%

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg bij vorige vraag
De vrouw is heeft genotype AA, want is homozygoot dominant. Dit kun je uit het verhaaltje afleiden.

Er zal altijd een A in de eicellen van de vrouw terecht komen. De kinderen hebben dus Aa of AA, afhankelijk van de geslachtscellen van de man.

Als er een A aanwezig is, dan is het genotype van de nakomeling sowieso bruin (100% kans), dus er is 0% kans op blauwe ogen, ook al heeft de vader wel blauwe ogen.

Slide 18 - Tekstslide

Peter is heterozygoot voor het FH-gen. Hana heeft de ziekte niet en is
homozygoot recessief.
Hoe groot is de kans dat een kind van Peter en Hana de ziekte FH krijgt?
Sleep het vinkje naar het juiste antwoord.

0%
100%
75%
50%
25%

Slide 19 - Sleepvraag

B
b
B
b
Bij planten zijn ronde bladeren (B) dominant over ovale bladeren (b). De zelfbestuiving van de heterozygote plant levert 100 zaden op. Hoeveel van die zaden verwacht je met ronde bladeren?

                                                                                      Antwoord:
25
50
75
100

Slide 20 - Sleepvraag

Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?

Sleep het vinkje naar het goede antwoord.



0%
25%
50%
75%
100%

Slide 21 - Sleepvraag

  • Bij deze katten is het gen voor blauwe ogen (B) dominant over bruine ogen (b)
  • Het mannetje is homozygoot voor blauwe ogen, het vrouwtje heeft bruine ogen.
Wat is de kans dat hun nakomelingen bruine ogen hebben?

Slide 22 - Tekstslide

Uitleg






                                       Dus 0% kans op bruine ogen

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 2
  • Bij een frettensoort is donkere vacht (A) dominant over lichte vacht (a)
  • Een heterozygoot mannetje wordt gekruist met een heterozygoot vrouwtje.
Wat zijn de verhoudingen van de F1 genotype en fenotype?

Slide 24 - Tekstslide

Antwoord
Verhoudingen genotype
AA : aa : Aa = 1 : 1 : 2

Verhoudingen fenotype
donker : licht = 3 : 1

( : spreek je uit als 'staat tot')

Slide 25 - Tekstslide

  • Hieronder is van twee verschillende personen een chromosomenpaar afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte van Huntington wel of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
  • Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant of recessief? Of is dit niet uit de gegevens op te maken?

Slide 26 - Tekstslide

uitleg
De ziekte is dominant, want bij aa ben je niet ziek (plaatje links), maar zodra het dominante gen A aanwezig is (plaatje rechts), zorgt het ervoor dat het in het fenotype tot uiting komt (wel ziek).

Slide 27 - Tekstslide

antwoord
aa, dus steil haar.

Slide 28 - Tekstslide

  • Bij een labrador is sluik haar(H) dominant over krullend haar (h)
  • Een homozygoot mannetje met sluik haar wordt gekruist met een vrouwtje met een krullend haar
  • Wat zijn de verhoudingen in genotypen bij de F1?

Slide 29 - Tekstslide

antwoord
100% want eeneige tweelingen hebben identiek dna.

Slide 30 - Tekstslide

antwoord
25% lange haren / 75% korte haren

Slide 31 - Tekstslide

  • Bij rundvee is zwartbont dominant over roodbont (zwartbont = A en roodbont = a).
  • Wat is de kans op een zwartbont kalf, als beide ouders roodbont zijn?

Slide 32 - Tekstslide

Vraag aan je docent je antwoord te controleren

Slide 33 - Tekstslide