4h - Geldzaken Herhaling

Geldzaken
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Geldzaken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke onderwerpen
  1. Lenen: consumptieve kredieten
  2. Huis kopen of huren
  3. Hypotheken: lineair of annuïtair
  4. Pensioen
  5. Sparen: samengestelde interest 
  6. Trouwen en scheiden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De besloten vennootschap (bv) is een rechtsvorm waarvan het aandelenkapitaal verdeeld is in aandelen die niet vrij overdraagbaar zijn. De aandelen staan op naam en zijn in handen van een kleine, besloten groep eigenaren.

In een land vergelijkbaar met Nederland waren er in 2012 233.125 geregistreerde bv's. In 2022 zijn er 310.143 bv's bijgekomen ten opzichte van 2012.

Bereken met hoeveel procent het aantal bv's is veranderd in 2022 ten opzichte van 2012.

A
33,04%
B
133,04%
C
24,83%
D
57,09%

Slide 3 - Quizvraag

Het absolute aantal bv's in 2022 is gelijk aan 233.125 + 310.143 = 543.268
Een procentuele verandering kun je berekenen met ((nieuw - oud) / oud) x 100%
((543.268 - 233.125) / 233.125) x 100% = 133,04%

A
€ 1.580
B
€ 2.340
C
€ 6.000
D
€ 11.580

Slide 4 - Quizvraag

Totale bedrag: 60 x 193 = € 11.580. Hiervan is € 10.000 aflossing.
De rest, 11.580 – 10.000 = € 1.580 is dus rente.
Bij sommige winkelketens kunnen consumenten hun aankopen in termijnen betalen.

Noem twee vormen van consumptief krediet waarbij consumenten hun aankopen in termijnen betalen.
A
Persoonlijke lening en doorlopend krediet
B
Kopen op afbetaling en persoonlijke lening
C
Huurkoop en persoonlijke lening
D
Huurkoop en kopen op afbetaling

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt de belangrijkste kenmerken van de verschillende vormen van consumptief krediet noemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Hypotheken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke omschrijving is er sprake van een hypothecaire lening met lineaire aflossing?
A
Een lening waarbij elke maand een gelijk rentebedrag wordt betaald.
B
Een lening waarbij elke maand een vast bedrag wordt betaald, bestaande uit rente en aflossing.
C
Een lening waarbij elke maand met gelijke bedragen wordt afgelost.
D
Een lening waarbij de lening ineens aan het einde van de looptijd wordt afgelost.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adam wil per 1 januari 2024 een huis kopen. Het huis heeft een aanschafwaarde van € 450.000. Voor de financiering gebruikt hij voor een deel eigen geld. Voor het overige deel van de financiering sluit hij een hypothecaire lening af bij de Volksbank. Hiervoor schakelt hij de hulp in van hypotheekadviseur De Hypotheker. Notaris Boer & Kroon stelt de leveringsakte en hypotheekakte op.

Wie is de hypotheekgever bij deze hypothecaire lening?
A
Adam
B
De Volksbank
C
Notaris Boer & Kroon
D
De Hypotheker

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
A = netto-interestuitgaven, B = belastingvoordeel, C = aflossing
B
A = belastingvoordeel, B = netto-interestuitgaven, C = aflossing
C
A = aflossing, B = belastingvoordeel, C = netto-interestuitgaven
D
A = netto-interestuitgaven, B = aflossing, C = belastingvoordeel

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op 1 mei 2024 sluit Charley een hypothecaire lening met aflossing met behulp van annuïteiten af van € 150.000 met een looptijd van 30 jaar en een rentepercentage van 4,5% per jaar. De maandelijkse annuïteit bedraagt € 760. Het marginale belastingtarief is gelijk aan 37,07%.

Bereken voor de maand juni 2024 de totale netto hypotheekuitgaven van Charley.
A
€ 406,02
B
€ 478,27
C
€ 551,76
D
€ 760,37

Slide 11 - Quizvraag

Bruto rente mei: 150.000 x 0,045 x 1/12 = 562,50
Aflossing mei: 760 - 562,50 = 197,50
Bruto rente juni: (150.000 - 197,50) x 0,045 x 1/12 = 561,76
Aflossing juni: 760 - 561,76 = 198,24
In juni is het belastingvoordeel gelijk aan 0,3707 x 561,76 = 208,24. In juni zijn de totale netto hypotheekuitgaven dus gelijk aan 561,76 - 208,24 + 198,24 = € 551,76
Antwoord
Rente maand 1: (150.000 * 0,045)/12 = 562,50
Aflossing maand 1: 760 - rente maand 1 = 197,50
Restschuld maand 2: 150.000 - 197,50 = 149802,50
Rente maand 2: (Restschuld maand 2 * 0,045)/12 = 561,76 
Aflossing maand 2: 760 - 561,76 = 198,24
Netto rentelasten = Bruto rente - Belastingvoordeel
561,76 - 0,3707 * 561,76 = 353,55
Netto maanduitgaven: 353,55 + 198,24 = 551,79 => C

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave maken
  • Annelies en Bas
  • pagina 66
timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt het belastingvoordeel als gevolg van de hypotheekrenteaftrek bij de annuïteitenhypotheek berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Een besloten vennootschap stort € 440.000 op een spaarrekening van de Bunq bank. De samengestelde interest bedraagt 0,2% per kwartaal en wordt aan het einde van elk kwartaal bijgeschreven. Er vinden geen stortingen en opnames plaats.

Bereken het saldo op de spaarrekening van de besloten vennootschap na 5,5 jaar.
A
€ 417.974,58
B
€ 459.772,03
C
€ 671.867,03
D
€ 680.231,06

Slide 16 - Quizvraag

De samengestelde interest bedraag 0,2% per kwartaal (en dat is niet gelijk aan 4 x 0,2% = 0,8% per jaar!).
Het saldo op de spaarrekening van de besloten vennootschap na 5,5 jaar (oftewel 5,5 x 4 = 22 kwartalen) is gelijk aan 440.000 x 1,002²² = € 459.772,03
Sam wil op 31 december 2023 € 4.500 op zijn spaarrekening hebben staan voor de aankoop van een nieuwe Canyon racefiets.

Bereken het bedrag dat Sam op 1 januari 2017 moet storten als hij 1,25% samengestelde interest per jaar krijgt.
A
€ 4.125,22
B
€ 4.176,79
C
€ 4.908,83
D
€ 4.970,19

Slide 17 - Quizvraag

Op 1 januari 2017 moet Sam een bedrag storten dat gelijk is aan 4.500 x 1,0125⁻⁷ = € 4.125,22
Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel van deze les?

Je kunt de contante waarde van één bedrag (een kapitaal) op basis van samengestelde interest berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aandelen en obligaties zijn de bekendste soorten beursbeleggingen (ook wel vermogenstitels genoemd). Leg uit waarom beleggen in obligaties minder risicovol is dan beleggen in aandelen.
A
Bij obligaties wordt over een langere periode belegd, waardoor de kans groter is dat tegenvallers worden goedgemaakt.
B
De schommelingen van aandelenkoersen zijn kleiner dan die van obligaties.
C
Een obligatie geeft een vaste interestvergoeding. Een aandeel geeft een wisselend dividend of geen dividend.
D
Bij een faillissement van een onderneming is de kans kleiner dat een obligatiehouder het belegde vermogen terugkrijgt dan dat een aandeelhouder het belegde vermogen terugkrijgt.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt de verschillen in risico en rendement tussen aandelen, obligaties en beleggingsfondsen uitleggen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke samenlevingsvorm(en) krijgen beide ouders automatisch het ouderlijk gezag over hun kinderen?
A
Huwelijk
B
Geregistreerd partnerschap
C
Samenwonen met samenlevingscontract
D
Samenwonen zonder samenlevingscontract

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gemeenschap van goederen
Beperkte gemeenschap van goederen
Huwelijkse voorwaarden / partnerschaps-voorwaarden
De partners maken zelf afspraken over het gezamenlijk en privévermogen
Verkregen schenkingen en erfenissen door een partner tijdens het huwelijk vallen in het privévermogen van deze partner
Deze vorm is niet aan te raden als één van beide partners een eenmanszaak of vof heeft
Alle bezittingen en schulden voorafgaand aan en tijdens het huwelijk vallen in het gezamenlijk vermogen
Hierbij wijk je af van de standaardregeling

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke smiley past er bij jouw beheersing van het leerdoel :

Je kunt de verschillen tussen huwelijkse voorwaarden, algehele gemeenschap van goederen en beperkte gemeenschap van goederen noemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies