verhoudingen en Breuken

verhoudingen en Breuken
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenISK

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

verhoudingen en Breuken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

2/5 van boek is..
Schrijf net als verhouding.
A
2 op de 5
B
3 van
C
2 op 6
D
6/16

Slide 14 - Quizvraag

1 op de 3 mensen....
Schrijf net als breuken.
A
4/12
B
4/8
C
1/3
D
1 op de 3

Slide 15 - Quizvraag


A
4
B
5
C
3
D
12

Slide 16 - Quizvraag


A
2/5
B
4/3
C
2/3
D
1/3

Slide 17 - Quizvraag


vereenvoudig zo ver mogelijk.
A
1/8
B
1/6
C
4/8
D
1/2

Slide 18 - Quizvraag

In een theaterzaal zijn 80 zitplaatsen. 3/8 deel van de zitplaatsen is bezet.
Hoeveel zitplaatsen bezet?

A
30
B
35
C
40
D
20

Slide 19 - Quizvraag

Yara krijgt voor zijn rapport € 27. Hij koopt een nieuwe zonnebril voor op vakantie. De zonnebril kost 2/3 deel van zijn geld.
Hoeveel euro kost de zonnebril?

A
25
B
27
C
18
D
36

Slide 20 - Quizvraag

Wat is 2/3 van 12 snoepjes?
schrijf antwoord op.

Slide 21 - Open vraag

Op de ISK zitten 90 studenten.
1/10 deel gaat niet naar Walibi.
Hoeveel studenten gaan NIET naar Walibi?



Slide 22 - Open vraag

Bij de Albert Heijn werken 50 mensen. Vandaag is 3/5 deel ziek. Hoeveel mensen zijn ziek?



Slide 23 - Open vraag

3 x 1/6=
vereenvoudigen zo vere mogelijk.
A
1/2
B
2/6
C
3/6
D
2/4

Slide 24 - Quizvraag

In mijn portemonnee zit een bedrag 70 euro. Hoeveel is 2/10 deel?
A
6,5euro
B
14 euro
C
33 euro
D
26 euro

Slide 25 - Quizvraag

welke kommagetallen gelijk aan 2/5?
A
0,4
B
0,7
C
0,8
D
0,2

Slide 26 - Quizvraag

welke breuken gelijk aan 0,5? vereenvoudigen zo ver mogelijk.
A
1/2
B
5/10
C
1/10
D
1/4

Slide 27 - Quizvraag

welke breuken gelijk aan 0,3
A
3/5
B
3/7
C
3/100
D
3/10

Slide 28 - Quizvraag

welke kommagetal gelijk aan 1/20
A
0,05
B
0,7
C
0,20
D
2,0

Slide 29 - Quizvraag

maak gelijk 4/25 en 20/100
A
4/25 1/25
B
8/100 20/100
C
8/50 20/100
D
16/100 20/100

Slide 30 - Quizvraag

welke kommagetal gelijk aan 3/25
A
0,20
B
0,30
C
0,12
D
0,25

Slide 31 - Quizvraag