In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Week 16
NOZEMS!
Slide 1 - Tekstslide
Wat roept de term 'nozem' bij je op?
Slide 2 - Open vraag
Nozems
Nieuw type jongere, dat zelfbewust was,
tegen het gezag aanschopte, gekleed was
in spijkerbroek en leren jas en op een
bromfiets (meestal een Zündapp of
Kreidler) reed.
Slide 3 - Tekstslide
Nozems
De eerste naoorlogse jeugdcultuur. In de jaren 1950 trok de economie aan en kregen jongeren meer te besteden.
Hun haar zat vaak onder de gel, gekamd in een vetkuif of met een strakke scheiding.
Meisjes en vrouwen hadden vaak een suikerspinkapsel, op inspiratie van de toenmalige tieneridool Brigitte Bardot.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Nozems
De cultuur was overgewaaid uit de VS.
De cultuur verspreidde zich vooral door films en tv.
Dit gebeurde onder meer via films als Rebel without a cause (1955) met daarin de populaire James Dean, of The Wild One (1953)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Dingly boys in Leeuwarden
‘Kaarten, zuipen, knokken!’
‘Vrijheid om te doen en laten wat we zelf willen. En ons niet aan regels houden die door een of andere bejaarde zijn gemaakt.’
Slide 8 - Tekstslide
Dingly boys in Leeuwarden
Watze van der Wal - Dingly boys oprichter
Ze hadden ook een band - optredens verlopen vol vechtpartijen
Vechtpartijen met andere bendes als de Vliegende Tijgers, de Hawks en de Zwarte Panters zijn aan de orde van de dag en meisjes zoemen als bijen om de boys heen.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Les Garcons Dingly
Als het midden jaren zestig niet meer ‘hip’ is om nozem te zijn, veranderen ze hun naam in ‘les Garcons Dingly’ en gaan de artistieke kant op
Slide 11 - Tekstslide
anderetijden.nl
Slide 12 - Link
Hoe maak je een hoofd- en deelvraag?
Je kunt niet zomaar vanuit het niets een goede hoofdvraag bedenken, daarvoor moet je eerst wat meer over het onderwerp weten. Je kunt het beste beginnen door je globaal in te lezen.
Lees een inleidende tekst over de tijd, google je onderwerp eens of bekijk een paar Wikipediapagina’s
Slide 13 - Tekstslide
Hoe maak je een hoofd- en deelvraag?
Het belangrijk dat je vraag niet te breed of te smal is.
Een te brede vraag is moeilijk te beantwoorden en kost meer tijd
Vertel bijvoorbeeld over welk land, welke periode of welke groep het gaat en welke begrippen je gebruikt.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe maak je een hoofd- en deelvraag?
Een lange vraag is niet per se fout, maar zorg er wel voor dat je maar één vraag stelt.
Een goede onderzoeksvraag begint vaak met de woorden 'in hoeverre', 'wat', 'hoe', 'waarom' en 'wanneer'
Slide 15 - Tekstslide
Hoe maak je een hoofd- en deelvraag?
De onderzoeksvraag moet ook niet te smal zijn.
Een vraag die je met “ja,” “nee” of één cijfer kunt beantwoorden zorgt ervoor dat je verslag te weinig diepgang heeft om een goed verslag te zijn. Zorg dus voor een open vraag.
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeelden
Hoofdvraag: Waarom is de inflatie in Nederland tussen 2000 en 2009 zo snel gestegen?
Deelvragen:
Wat was de stijging van de inflatie in Nederland tussen 2000 en 2009?
Wat zijn oorzaken van inflatie?
Wat was tussen 2000 en 2009 de inflatie in de ons omringende landen?
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeelden
Juist
“Wat is de invloed van roken op de maximale zuurstofopname (VO2max) van jongeren?”