Present Perfect

Welcome TL3!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome TL3!

Slide 1 - Tekstslide

Thursday  9th November

Slide 2 - Tekstslide

  •  Homework - check!
  •  Present Perfect and Irregular verbs

  •  Get to work:
- grammar 5 (ex. 26 - 29)
- nakijken 16 t/m 24
- study vocab C p.121
- Read Theory 2x
 




*You know how & when to use the Present Perfect
* You can explain the difference between regular and irregular verbs






Slide 3 - Tekstslide

Present Tenses

Slide 4 - Tekstslide

Tuesday 10th October
Goodmorning TL4

Slide 5 - Tekstslide

Good to C U :-)
  • How was your internship?
  • Can you alk about it in English?! 
 
  • 6 weeks until X-mas 
      (11 lessons incl today!) 

  • 22 November resit vocab
  • 6 December JIJ-reading
  • 13 December Grammartest

Slide 6 - Tekstslide

Today
  •  Intro:homework/planning
  •  Grammar 6: Present Perfect
  
  •  Homework: 
  • -grammar 6: 3x present
  • -Ex.Idioom H7 
  • -2 new texts Read Theory 

By the end of this lesson you can use the right form of  the Present Perfect in sentences

Slide 7 - Tekstslide

Present Perfect
Voltooid tegenwoordige tijd



Slide 8 - Tekstslide

Na deze les kun je:
  • Zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is
  • Zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt
  • Praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe

Slide 9 - Tekstslide

Present perfect

Slide 10 - Tekstslide

Present perfect
Iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.

Has/have + voltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 12 - Quizvraag

  •  Homework - check!
  •  Present Perfect and Irregular verbs

  •  Get to work:
- grammar 5 (ex. 26 - 29)
- nakijken 16 t/m 24
- study vocab C p.121
- Read Theory 2x
 




*You know how & when to use the Present Perfect
* You can explain the difference between regular and irregular verbs






Slide 13 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 19 - Tekstslide

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 20 - Sleepvraag

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
Er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 22 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
to play   -   played   -  played
to walk  -  walked   -  walked
to work  - worked   -  worked
to visit    -  visited    -  visited

Slide 23 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
   to do    -    did       -    done
   to fly     -    flew     -    flown
   to fight-    fought -   fought

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 28 - Quizvraag

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 29 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 30 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 31 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 32 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 33 - Quizvraag

Maak present perfect:
I ask.

Slide 34 - Open vraag

Maak de present perfect:
He listens

Slide 35 - Open vraag

Present perfect:
I walk to school

Slide 36 - Open vraag

Ik snap het:
A
Helemaal
B
Helemaal niet
C
Een beetje
D
Bijna

Slide 37 - Quizvraag

  •  Homework - check!
  •  Present Perfect and Irregular verbs

  •  Get to work:
- grammar 5 (ex. 26 - 29)
- nakijken 16 t/m 24
- study vocab C p.121
- Read Theory 2x
 




*You know how & when to use the Present Perfect
* You can explain the difference between regular and irregular verbs






Slide 38 - Tekstslide