Do 8 juni voornaamwoorden

voornaamwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Voornaamwoorden
Deze kennen jullie al: 
Persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.

Deze leren jullie in dit hoofdstuk:
  • Vragend voornaamwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord


Slide 2 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn boek
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.

Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten 2

- persoonlijk voornaamwoord

- bezittelijk voornaamwoord

- aanwijzend voornaamwoord

- vragend voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Elkaar 
Mekaar
Elkander
Zich
Me
Ons
Mezelf
U
Onszelf
Jezelf
Jan vroeg Karel of die zichzelf herkende op de profielfoto's 
Sem en Indy groeten elkaar
We hebben elkaar gisteren nog gezien
Bij het schillen van de aardappels heb ik me gesneden. 

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de zinnen naar wederkerend óf wederkerig voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Wij maken ons geen zorgen
Wij geven elkaar een hand
Kunnen die jongens elkaar wel verstaan?
Ik vergis me dagelijks in zijn naam.
Het meisje verstopt zich achter de kast.
De stoute kinderen slaan elkaar vaak.

Slide 8 - Sleepvraag

Koppel de omschrijving aan de juiste woordsoort.
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord
Voegwoord
Vragend voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord
Verbindt woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar
Voornaamwoord dat bij een wederkerend werkwoord hoort, een vorm van het woord 'zich'
Verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat
Wie, wat, welke en wat voor (een).
Elkaar
Wijst iets of iemand aan: deze, die, dit en dat

Slide 9 - Sleepvraag

'Soms moet je jezelf een beetje voor schut durven zetten', lacht de voorzitter. 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord 
Onbepaald voornaamwoord 
Je 
Jezelf

Slide 10 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?
Schaam je je ook voor je zusje als je met elkaar op vakantie bent?

Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

wederkerig voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord

Slide 11 - Sleepvraag

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
wederkerend voornaamwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord

Slide 12 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties
Het stelletje houdt van elkaar
Mijn moeder schaamde zich voor het gedrag van mijn broer.
Voor welk vak hebben we vandaag een toets?
Heb je nog iets van hem gehoord?

Wederkerig voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord
Onbepaald voornaamwoord

Slide 13 - Sleepvraag

Huiswerk voor di
Maken 5 t/m 9

Leren: Voornaamwoorden blz. 218 t/m 220
Grammatica blok 5

Slide 14 - Tekstslide